Ik ben geen kunsthistoricus, ik bedrijf geen wetenschap, ik kijk naar kunst zoals ik naar The Impressionists van de BBC kijk, geamuseerd en lichtelijk geïrriteerd om Engelssprekende acteurs die verkleed als Franse schilders het verhaal van het impressionisme vertellen. Na het zien ervan denk ik dat ik wat geleerd heb. Het kunstenaarsbestaan is geen kattepis en Bazille was misschien de beste, al zullen we dat nooit weten (jong stukgeschoten in de Frans-Duitse oorlog). Ik waardeer kunst zoals ik een roman lees, die klap ik dicht als de eerste bladzijde niet bevalt, daaraan loop ik voorbij als ik me met geen enkel personage kan identificeren. Kortom, ik gedraag me als televisiekijker, ik zap. Ik zoek geen schilderij, ik zoek een ziel die zich blootlegt, emotietelevisie, iemand die met totale inzet het leven te lijf gaat, vloekend en tierend of contemplatief en afstandelijk, want mij lukt het niet zittend op de bank. Je hebt slordige abstracten (Karel Appel) en nette abstracten (Mondriaan), lees ik bij Jan Hanlo, en ineens begrijp ik iets. Mondriaan fascineert me omdat hij netjes is, zich beheerst. Mijn oordeel heeft vaak niets met kunst te maken, ik oordeel over de mens.