De epidemie spoort ons aan onszelf te beschouwen als een collectief, schrijft Paolo Giordano. In tijden van besmetting zijn we één organisme, worden we weer gemeenschap.

Ik voel dat niet op straat. Sterker nog: op straat voel ik me hyperindividueel, afstotend en afstotelijk, schrijft Wim Boevink over Paolo Giordano die dat schrijft.

Ik ervaar de wereld buiten als vijandig, een computergame, waarbij mijn opdracht is om niemand aan te raken, bij elk contact verlies ik een percentage van mijn kostbare gezondheid. Een bestaan vol vermijdingsmissies en strategisch plannen:’s avonds schichtig naar de supermarkt, ‘s ochtends vóór de honden naar het Amsterdamse bos.

Life imitates Art far more than Art imitates Life, schrijft Oscar Wilde en ik herinner me Metal Gear Solid, een stealth game van meer dan twintig jaar oud. Doel is niet om iedereen die in je blikveld verschijnt zo snel mogelijk neer te schieten, maar om mensen te mijden, om ongezien te blijven. Solid Snake, de hoofdpersoon, heeft een onscreen radar waarmee hij mensen in de buurt kan spotten. Daarnaast kan hij de radar van anderen zien zodat hij uit hun buurt kan blijven. De game voelt als vooruitziend, als oefening, als app die er anno 2020 aan zit te komen.

Zolang die er niet is houd ik me aan de voorgeschreven choreografie, wijk uit, loop in wijde bochten, versnel en vertraag, pas route en tempo aan, kijk tientallen meters vooruit, beducht voor gekuch, stap van de stoep op de straat – nu valt op hoe smal stoepen en bospaden zijn en hoe moeilijk afstand houden is, we leven op een postzegel.

Schijnveiligheid, zegt ze. Het virus leidt onze aandacht af. In de winkel raak ik verpakkingen aan, de bananen die ik uit het schap haal zitten vol gif, net als de sinaasappels, de paprika en het emmertje bosbessen. Vruchten met schil die je schilt blijken even verontreinigd als vruchten die je niet schilt, de schil beschermt niet, het transport van de dingen veroorzaakt butsjes en elke potentiële aantasting wordt met middelen tegengegaan en dat zit aan je vingers en je zou ze moeten boenen. Ik ken iemand die paprika’s met zeepsop en schuurspons afwast.

De toekomstige aarde bestaat uit een geologische laag troep: gif, plastic, nucleair afval. De aarde is haar eigen geheugen, haar eigen archief, schrijft Judith Schalansky in Inventaris van enkele verliezen. De archeologen stuiten vanzelf op ons doen en laten.

Ik heb nu al heimwee naar nu, zegt ze.

Vogels verbreken de weldadige stilte. Het valt op hoe nooit stil het is: gefluit, levendigheid, de vogels huppen op de grond, wat een winst, zeggen we tegen elkaar. De stilte lijkt zo stil omdat ze ongewoon is, we zijn blij met iedere flard.

Alle ellende op de wereld wordt veroorzaakt doordat mensen niet gewoon thuis kunnen blijven, schrijft Blaise Pascal, thuis voelt Boevink wel iets van collectief, gemeenschap.

Hij voelt het als hij in de avond uit het raam kijkt, in de naburige flat alle lichten ziet branden en zich bedenkt hoevelen zich om de televisiepraattafels verzamelen of om de journaals.

We blijven thuis waar we al waren en consumeren drie afleveringen Hillary. Te slim, te kil, te weinig emoties, te veel emoties, te veel vrouw, te weinig vrouw, te veel stand by my man, te weinig, te liberal, te weinig liberal, te vroeg.