Zouden huizen een manier hebben om te voelen dat de tijd verstrijkt? Of duurt een winter voor hen maar eventjes? – Paolo Cognetti, De buitenjongen

We vinden Cognetti mooi en vlak. De eenzaamheid wordt aangestipt.

Een huis komt niet van zijn plek, is geworteld, dat maakt van een boom een huis: al die vogels die er leven.

Er komt schoon water binnen, in het huis, er gaat water met zeepsop en restjes voedsel en urine uit. Ik denk er meestal niet over na, maar vandaag wel, de afvoer lekt. Het huis zit met plakband aan elkaar. Ik plak de delen in de hoop dat het geheel blijft staan. Nu heb ik plakband nodig voor de gootsteen. De bouwkundige woorden die bij die operatie horen: wartel, tule, verbindingsring.

Water likt aan de fundering, druppelt langs de muren, glijdt langs de buitenkant van pijpen. Het huis valt ten prooi aan de elementen. Ik vergeet dat het sinds 1930 bestaat, stormen heeft doorstaan. De hittegolf van de afgelopen twee weken kan erbij: het warme hout zet uit, de keukendeur schraapt over de tegelvloer als ik hem open.

Gezegend is hij die zijn matrasje kan opnemen en weglopen, nergens aan gebonden, traveling light, in de dubbele betekenis van het woord. I believe, completely, that life is about connection; that nothing else truly matters, zegt Sally Brampton in Shoot the damn dog. Je hebt een relatie met een huis.

Huisje, boompje, beestje.

Huisvrouw. Vrouw met een huis.

Waarom ben ik bang voor het instorten van het huis? Omdat het stuk kan als een lichaam? Me in de steek kan laten als een geliefde? Verval toont, aftakeling? Omdat het bindt?

Ik ben de passagier in de nacht.

»