Jan loopt met een opengeklapte laptop door de studio. Hij voert de bewegingen die gedaan worden in in de computer. Jan is een verlengstuk van Ann, een extensie van haar zintuigen. Hij is een extra paar ogen (een camera die registreert en opneemt), een extra paar handen (hij digitaliseert), een metronoom (hij telt), een tweede stem (fluisterend, op de achtergrond), maar misschien het belangrijkste: hij vormt het langetermijngeheugen van Ann. Hij zorgt ervoor dat wat ze bedenkt, bestendigd wordt. Hij typt het boek. Hij redigeert voortdurend. Hij is vergroeid met zijn laptop.

«