Hoe kun je iets willen scheppen, behalve orde? André Klukhuhn handelt in citaten en ideeën. In zijn ‘pakhuis met andermans lompen’ liggen ze netjes opgestapeld, voorzien van etiket: de onkenbare God van Montaigne, de gedachte God van Descartes, de geopenbaarde God van Pascal, en de zijne, de god van de aarzeling, nuance, scepsis, het essay (1270 pagina’s).

Wat een essay is staat niet vast. Van oorsprong is het een verzameling citaten, ideeën, die de ene man steelt van de andere, en van commentaar voorziet. Wanneer men een idee tegenkomt dat eens levend en fris ontsproten is aan de hersenpan van een individu, een idee uit de twintigste hand of meer – hoeveel waarheid zit er dan nog in?

Het smaakt in ieder geval naar vogel, zegt de oude vrouw die soep trekt van de tak waarop de kraai heeft gezeten.

Een essay hinkt niet op één gedachte, het vaart niet uit, wint geen oorlogen, behaalt geen winsten, zoals de kannonnen en sterrenkaarten van Galilei wel deden. Het heeft twee benen om op te staan, of mee te dansen: hoofd en hart (Klukhuhn). Het vertrouwt op zachte waarden: aarzeling, nuance, scepsis.

Het essay zoekt liefde, zou ik zeggen, dempen van onrust, of het wordt een klein essaytje, een ommetje.

Het is aan weerszijden brandschoon, in Klukhuhns boek. Alle informatie is er, de eeuwige vragen, de eeuwige antwoorden, iemand moet ze op- en overslaan, mengen en ompakken. Een belangrijke les die dit boek leert: je houdt iets over als je iets onderneemt. Zoals Peter Sloterdijk het formuleert: wie zich beweegt, beweegt altijd meer dan zichzelf.

De algehele geschiedenis van het denken, dik, monumentaal, is een leesavontuur waaraan ik met lichte tegenzin begon. Die wereldreis die je uiteindelijk niet maakt, omdat het idee van de omvang van de onderneming je tegenhoudt. Hoe valt een besluit tot daadwerkelijk vertrek? Man heeft alles gelezen wat los en vast zit, ik lig in een gespreid bedje, in een couchette, de kadans houdt me gaande, het landschap glijdt voorbij.

De verhaaltjes in het boek zijn leuk. Zo lees je over Spinoza, even daarvoor ‘bescheiden en zachtmoedig’ genoemd, de ‘deugdzame atheïst’, een enkel wreed trekje was Spinoza echter niet vreemd: af en toe kon hij zich amuseren met het bij elkaar zetten van spinnen die dan onder zijn ogen met elkaar het gevecht aangingen, of met het in een spinnenweb gooien van vliegen die met veel gespartel werden ingekapseld en leeggezogen, waarbij hij soms zijn lachen niet kon inhouden.

Ik denk dat mensen leuker zijn dan ideeën, nuttelozer, vreemder, essayistischer, maar dat ideeën me voeden, als bruin brood.

Wat is een essay, nogmaals…