Mijn angst voor glijbanen behelst niet het glijden, het onbezonnen roetsjen, de euforie van de gedempte vrije val, het hoofd onder water, het proesten, maar het stilvallen halverwege zoals dat soms gebeurt in een zwembad (stroef badpak). Het idee dat iemand – ik weet niet wie, en belangrijker, hoe zwaar – in volle vaart op je af komt, in je rug beukt, zijn hielen in je lendenen plant alsof je een nukkige ezel bent; met wie je samen verder moet, als eenvormig wezen is dermate weerzinwekkend dat ik maar aan één ding kan denken. Je moet, eenmaal op een glijbaan, jezelf glijdend zien te houden.