‘Optimist, zn. Een aanhanger van de leer dat zwart wit is.’ Ambrose Bierce, Des duivels woordenboek met 1851 lemmata, vert. Bindervoet en Henkes 

De ochtend is het beste deel van het werk, de route naar werk het beste deel van de ochtend. Amsterdam waar ik de deur uitstap is stil, de stank van zoutzuurgas laat ik achter me, langzaam wordt het drukker, ik steek eerst een teen in de stad, tot ik me tenslotte volledig onderdompel. Ik steek twee kruispunten over, wacht niet op de mensenmassa die de metro onder me uitbraakt, slalom om de zebrapaden heen, rijd op de stoep en duik onder toeziend oog van Wibaut de fietskelder in. Hij staat, 3.5 meter hoog, in de middenberm van de straat die zijn naam draagt, een doorgangsader, je mag er 50 km per uur, 15 meer dan in de rest van de stad, die er opgebroken bij ligt. Wibaut staat op een nieuwe bronzen sokkel van Hans van Houwelingen. Auto’s razen voorbij als ze niet stilstaan.

Wibaut is in 1982 (krakersrellen) van zijn sokkel getrokken, meegesleept, beschadigd, bespat, toen woonde ik niet in Amsterdam, het is een mededeling op Wikipedia. De rellen van afgelopen jaar, even verderop, miljoenenschade aan universiteitsgebouwen zijn aan Wibaut op zijn massieve bronzen sokkel voorbijgegaan. Ik stal mijn fiets en steek nog één keer de Wibautstraat over op weg naar het Wibauthuis. Het groen duurt te kort om in één keer de twee zebrapaden over te steken, waardoor ik net als Wibaut stilsta op de middenberm. Ontwerpfout die de automobilist die ik ook ben, maar niet in Amsterdam, voorrang verleent. Ik word baldadig van het feit dat het nooit lukt, dat stukje straat, in één keer over te steken. Als ik beter zou nadenken zou ik me realiseren dat dit – ik die wacht – de meer menselijke oplossing is: de auto’s draaien niet stationair, staan minder lang stil, blazen minder fijnstof in mijn longen, reden waarom ik zebrapaden zoveel mogelijk mijd.

‘Onmenselijkheid, zn. Eén van de opvallende en kenmerkende eigenschappen van de mensheid.’

Maar vandaag niet. Het humeur is goed, het schooljaar bijna ten einde, de beoordelingen en cijfers zitten in het systeem. Ontspannen vallen me onderweg details op, de archetypische Zwitserse stationsklok bij het Waterlooplein waarop ik altijd een blik werp om te zien of ik me moet haasten, heeft 3 kleine rode Andreaskruisjes. Dit type klok hangt ook in het leslokaal en staat daar al een jaar stil op tien voor negen.

Onderweg in een boekenkastje vind ik Ambrose Bierce. Ik breng de middag door met dit boek zoals je dat misschien ook kunt zeggen over een wandeling of picnic, dat je de middag doorbrengt met dit deel van de stad, met deze boom, kijkend naar deze en gene pontjes die bedrijvig heen en weer varen.

Het waait zo hard dat alles van de tafeltjes waait, de kleine driehoekige bordjes die meedelen dat de tafeltjes om 17.30 gereserveerd zijn voor diner guests. De parasol wordt ingeklapt. Het is 34 graden, aan het IJ waait een warme wind, dezelfde die industriële uitstoot naar de overkant van het IJ blaast en Tuindorp Oostzaan in de kankeratlas donkerrood doet kleuren.