Eendagsvliegen leven langer dan één dag, toch is het woord mogelijk preciezer dan ik in eerste instantie denk, gaat het om die ene dag, groots en bestemd, is het woord goed gekozen.

Voortdurend heb ik het idee dat alles nog moet beginnen. Dat is natuurlijk leven dat me in beweging probeert te krijgen. Ik heb benen, ik heb armen, loop rechtop zodat ik ze kan uitstrekken, een baby door de savanne kan dragen, kan wegtrekken uit de muil van een leeuw.

Hypothese: zolang je je niet voortplant verlang je hartstochtelijk, ben je onaf, je sublimeert. Enter: kunst, boeken, werk.

Of je noemt het onbestemde gevoel onrust en drinkt die weg en blijft zitten op de bank.

Oh, jemig, ik ben een zoogdier, ik wil een nest met haar. Misschien haalt leven die truc met me uit, en met alle vrouwen, zolang je niet werpt, zoogt, zorgt, offert.

Een reuzeoctopus legt éénmaal in haar leven 100.000 eieren. Ze streelt ze maandenlang, ontdoet ze geduldig van algen, blaast met eenzelfde toewijding iedere dag zuurstofrijk water langs hun schil. Op moment van uitkomen sterft ze, al die tijd vergat ze te eten.

Eendagsvliegen brengen het grootste deel van hun leven door in afwachting, in water. Eenmaal volwassen, gaat alles bliksemsnel. Ongeduld vreet hen op. Het lijken wel prairiewoelmuisjes. Ze willen enkel seks. Kunnen niet eten. Beschikken over gedegenereerde monddelen. Ik stel me hierbij verdwenen monden voor, lekke lege ingedeukte voetballen op een verlaten trapveldje.

Dan komt dus die ene dag.

Met duizenden en duizenden tegelijk stijgen eendagsvliegen op uit water, vormen een gigantische zwerm. Het vrouwtje zoekt zo’n zwerm op. Ze krijgen vleugels, paren, en sterven. Prairiewoelmuisjes leven na de wellust samen, aaien de jongen over hun bol, zingen een slaapliedje, jagen roofdieren weg.