Ik kijk uit over de Wilmkebreekpolder, aan één kant ingesloten door een hoge dijk waarop mensen fietsen, wat de dijk kleiner maakt dan een zonder mensen, maar nog steeds imposant. Nu sta ik in de diepte, bij het gras met slootjes, waar schapen en koeien grazen, ganzen zijn neergestreken en jonge kuikens de sloot induikelen (het lijkt op vallen zonder vleugels) – alsof de tijd hier 400 jaar heeft stilgestaan, wat ook zo is: het slotenpatroon is nooit veranderd vertelt de website van de vereniging die deze polder probeert te behouden en oproept om waarnemingen te doen van weidevogels en andere flora en fauna. Op Google Maps kruipt de bebouwing genadeloos dichterbij, woonblokken sluiten de polder in, in de verte hoor je het razen van de auto’s op de ring, die de hele stad insnoert, maar staande in de achtertuin van een klein huis dat niet alleen uitkijkt over deze polder maar waarvan de tuin er haast onmerkbaar in overgaat ervaar ik licht, ruimte en landelijkheid – en kan ik nauwelijks geloven dat dit stuk aarde en lucht Amsterdam heet.