Learn to trust what you cannot see far more than what you can see. – Caroline Myss

‘Je kunt een log hangen in de stroom van het verdriet, de snelheid ervan meten, de diepte ervan peilen,’ schrijft Connie Palmen in een logboek, in het jaar dat ze er een bijhield en dat ze onbarmhartig noemt. ‘Dan mag je ook dagenlang stilliggen. Omdat je niet meer verder kunt, het log in de modder is blijven steken, of omdat je bent aangemeerd bij je eigen onmacht.’

Liever een meetinstrument, positiebepaling, dan het woord – en daarmee het ding – dagboek bij een Toestand Bodemloos Als Een Put, al blijft een log een merkwaardig vreemdsoortig ding: koers zet je ermee niet uit, richting ontdek je niet, het touw glijdt door je handen, tijd verstrijkt – en bij een ruk: een schroeiplek.

‘Waar ben ik?’ is op het web een gekke vraag omdat je overal en nergens bent, als in een boek. Waar ik ben? – hier, in mijn bewustzijn, waar ik altijd ben, ook als ik koffie zet, de deur uitstap: daar staan geen mensen van gisteren. Maar snelheid ervaar ik wel als wisselend, dat de dingen trager of sneller gaan. Of misschien ervaar ik stilstand.

Het doel van een logboek, een scheepslog, een captain’s log, is dat je op een later moment kunt teruglezen wat op een bepaald moment precies gebeurd is. Op het moment van loggen is niet bekend waar je later naar zoekt. Een log bewaart blind gebeurtenissen. Een log zegt: ‘rustige nacht, ademhaling stabiel’.

Vandaag is mijn vader overleden. Deze gebeurtenis is zo groot, zo abnormaal, dat ‘nu’ er niet is, ‘hier’ is er niet, want zwaarder dan een zwart gat, trekt iets me volledig naar beneden en binnen, alleen zijn laatste woord ‘irma’ weet te ontsnappen, en doet me oplichten, zoals ook zijn bewustzijn kort opflakkert wanneer hij het uitspreekt. In de verleden tijd kan ik die laatste zin nog niet schrijven.

»