De overbuurvrouw verschijnt op het balkon. In haar hand heeft ze een geel doekje, daarmee maakt ze de draden van de waslijn schoon voordat ze de was ophangt. Het kost haar moeite om haar arm boven haar hoofd te tillen – ze is stijf en stram. Nauwgezet wrijft ze de draden schoon. Dan hangt ze de was op. Glorieus wapperen zeven spierwitte theedoeken wekelijks in de wind. Soms denk ik dat schrijven een onvervuld verlangen is naar precisie en grondigheid. Als het enkel daarom zou gaan zou je kunnen volstaan met het bijhouden van een opgeruimde kledingkast en sokkenla. Er is waarschijnlijk nog iets anders.