Ze had een voorkeur voor de kleur rood, maar niet het harde rood van de Amsterdamse voetbalclub of sommige geometrische schilderijen van De Stijl, eerder het rood dat neigde naar donkerrood, donkerpaars en waarvan ze ontdekte dat het misschien een Japanse kleur was toen ze in het tuincentrum stond en etiketten bekeek van bomen, planten en grassen die haar aanspraken: Japanse esdoorn en Japans bloedgras. Die deden er een tijdje over om dieprood te kleuren, waren in de herfst op hun mooist, een gevoel dat schreeuwerige, primaire kleuren haar nooit gaven. Ze moest naar Japan! Maar ze liet die gedachte snel varen. Iets in haar wilde accepteren en waarderen waar ze vandaan kwam, beschouwde het als verraad om een geaccidenteerde rotstuin te prefereren boven Mondriaan, mount Fuji boven de bollenvelden.