Bij de rotonde waar vier wegen bij elkaar komen staan twintig agenten. ‘U mag doorrijden tot mijn vrouwelijke collega,’ zegt eentje. Ze steekt een apparaatje door het raam. Je weet dat je niks drinkt en toch is er een paar seconden twijfel. Hoe red ik me eruit? Ze ritst alweer een nieuw pijpje uit een enorme batterij pijpjes in plastic verpakking. ‘Dat is niks, die enquete,’ zegt ze tegen haar collega. Een man neemt een enquete af en deelt Ik-ben-de-BOB-sleutelhangers uit (alwetende verteller). De rij auto’s groeit. Ik ruik een kans. ‘Mag ik er rechts langs rijden?’ De sterke arm buigt niet. Het is goed. We wachten. Ik creëer een imaginaire wereld, ontwikkel geen gedachte. Een rotonde is een aardig bedenksel, een verzoening van wegen.