Als ik het huis zou moeten verkopen zou ik schrijven dat eind juni de vlinders in grote getalen – ik tel er tien – op de witte muur gaan zitten om hun vleugels op te warmen, en dat als je beter kijkt, je ziet dat ze allemaal op hun kop hangen, tegen de muur geplakt, roerloos, alsof ze aan de start staan van een honderdmeter sprint naar beneden, en dat ze in afwachting van het startschot af en toe met hun vleugels klapperen, en zo in plaats van zichzelf koelte toewaaiend, warmte samenduwen, om dan plots, als je het niet meer verwacht, het boek op de twee mooiste bladzijden dichtslaan – aan de achterkant zien de vleugels eruit als een bruine uitlaat waar roest op zit.Β De Atalanta, vleugels tegen elkaar gekleefd, is nu een zeilbootje. De Atalanta houdt van rottend valfruit, drinkt zich dronken, lees ik. En ik denk: waarom zien onze zonnepanelen er niet uit als deze vlinder? Het fluweelzwart van de Atalanta streelt de ogen. De economie zou stilvallen. We zouden permanent naar de daken staren.