Joan Didion schrijft over dingen die gebeuren op het moment dat zij ze opschrijft. Ze schrijft over de Sixties, de Cubacrisis, El Salvador, Miami, Charles Manson, de Black Panthers, Ronald Reagan (over het huis dat Nancy en Ronald lieten bouwen). Joan Didion schrijft ook over dingen die niet gebeuren, over stof, over hitte, over lange rechte wegen en een mijlenverre horizon, over het midwesten, over een landschap dat niet verandert, over naderend onheil en de warme wind die het aankondigt, over een wereld die op het punt staat uit elkaar te vallen.
All day long, all that moves is the sun, schrijft ze en ik noteer dat zinnetje aan de keukentafel, uitkijkend op een braakliggend terreint waar twee weken geleden een auto stopte, iemand uitstapte, in allerijl een boom uitgroef, in zijn kofferbak propte en wegreed. Dat alles gebeurde binnen één minuut. Dat is een ander verhaal, niet omdat het niet waar gebeurd is, maar omdat het suggereert dat hier dingen gebeuren.
All day long, all that moves is the sun. Altijd blijft Joan Didion op afstand – en dat niet wegzinken in zichzelf stelt me gerust. Ook als ze persoonlijke ontboezemingen doet, kleeft aan haar woorden iets groters. Toch opstaan en 1100 pagina’s dundruk volschrijven. Misschien moet dat toch uit de vorige zin weg.