Om het einde van de strijd te verhaasten zon de Amerikaanse Dienst in de Tweede Wereldoorlog op een psychologische list om het moreel van het japanse volk te breken. Het Amerikaanse Office of Strategic Services (OSS) had ‘psychologische planners’ in dienst die tot taak hadden de vijand te desinformeren. Twee van hen, Gregory Bateson en Jim Mysbergh, bedachten dat zij de Japanners met hun groot gevoel voor symboliek diep zouden kunnen raken als de as van gecremeerde Japanse soldaten aan parachutes boven Japan werd neergelaten. De japanse asresten moesten dan wel op passende wijze worden verpakt en, zoals het in de Japanse traditie behoort, worden voorzien van de juiste begeleidende teksten en gebeden. Bateson en Mysbergh vonden dit idee van een asregen zo lumineus, dat zij ook de uitvoering ervan meteen maar zelf ter hand namen. Het toeval Wilde dat op het eiland in de Pacific waar de twee psychologische planners waren gestationeerd het stoffelijk overschot aanspoelde van een Japanse oorlogsvlieger. Een eerste poging het lichaam te cremeren werd verstoord door de wind. Bateson en Mysbergh renden het strand op en neer om te proberen de as te verzamelen. Daarna gingen er maanden overheen voordat er deskundigen voor het verpakken van de as waren gevonden. Uiteindelijk ging het hele project niet door omdat de Amerikaanse luchtmacht er niets van moest hebben en weigerde om zich ook maar enigszins in te laten met deze vorm van lijkschennis. Van Jim Mysbergh is later niet veel meer vernomen; van de ander, Gregory Bateson, des te meer. Bateson kreeg als wetenschapper grote bekendheid en zou in later jaren zelfs worden geprezen als ‘een van de be-langrijkste denkers van onze tijd’. Weinigen, die van zijn work kennis hebben genomen, zullen in de figuur van deze oss-agent de latere wijsgerige Bateson herkennen. Zeker achteraf bezien was Gregory Bateson een van de laatsten van wie men een dergelijk macaber experiment zou mogen verwachten. Men zou haast geneigd zijn dit morbide verhaal niet te geloven, als het niet door zijn eigen dochter, Mary Catherine Bateson, in haar book With a Daughter’s Eye zou zijn verteld.

De Tweede Wereldoorlog is niet alleen voor de natuurwetenschappers een periode van ongekende sensatie. Het wetenschappelijk vernuft moet op alle fronten worden gemobiliseerd en daarom mogen ook de menswetenschappen niet achterblijven. Terwijl selecte groepen fysici en technici koortsachtig bezig zijn om de eerste atoombom nog voor het einde van de oorlog klaar te krijgen, doen ook veel vooraanstaande sociale wetenschappers alles wat ze kunnen om de nederlaag van Hitler dichterbij te brengen. Een zeer bruikbaar middel voor de overwinning op het fascisme is het beschikbare arsenaal van propagandatechnieken waarmee men vriend en vijand kan manipuleren. De nieuwe kunst van het praktisch toepassen van sociale en psychologische theorieën staat in hoog aanzien. De Duitse samenleving gaat voorop en valt onder de bekwame leiding van Joseph Goebbels massaal aan het venijn van de propaganda ten prooi. De geallieerden kunnen niet achterblijven. Ook zij hebben voor hun oorlogvoering en oorlogsindustrie de volle inzet van hun onderdanen nodig. Er komt een effectieve propagandamachine op gang. De Amerikaanse politiek laat zich in met het grootschalig gebruik van massacommunicatie- en massamanipulatietechnieken en verkrijgt daarmee het merkteken dat zij later nooit meer zal verliezen. In dit patriottisch en propagandistisch klimaat ziet de antropoloog Bateson zijn kans schoon. Direct nadat de oorlog is uitgebroken spant hij zich in om zijn wetenschappelijke kwaliteiten in dienst te stellen van de propaganda voor de goede zaak. Hij zoekt zowel in Engeland (zijn ge-boorteland) als in de Verenigde Staten naar een mogelijkheid om bij de oorlogsinspanning van de sociale wetenschappen betrokken te raken. Hij probeert van alles en is zeer teleurgesteld als blijkt dat geen enkele autoriteit behoefte heeft aan zijn expertise. Aanvankelijk kan hij alleen als vrijwilliger aan de slag en ontwerpt hij op eigen initiatief nieuwe methoden om, zoals hij het zelf ziet, ‘het moreel van het thuisfront veilig te stellen’. Hij werkt vijftien uur per dag om zijn propagandamethoden zo te ontwikkelen dat ‘de volle kracht van de propaganda wordt behouden, terwijl de verlammende en apathie-veroorzakende effecten van propaganda worden vermeden’. Bateson is opgetogen als hij tenslotte wordt aangenomen door het oss, de voorloper van de latere CIA. Het is in deze hoedanigheid dat hij naar het Verre Oosten wordt toegezonden om daar achter de Japanse linies de geest van de vijand te ondermijnen en op een eiland in de Pacific belandt. Bateson is in de omgeving van de Stille Zuidzee een goede bekende. Hij was daar in 1927 als 22-jarige student al eerder naar toegezonden om in de wildernis van Nieuw Guinea zijn eerste antropologische veldwerk te verrichten. Het was zijn specifieke opdracht geweest om de gevolgen te onderzoeken van het contact tussen inheemsen en blanken. Het object van onderzoek was de inheemse cultuur langs de Sepik-rivier. Er was al enige jaren haast geboden, zo zei men, omdat de zeldzame cultuur onderhevig was aan vreemde invloeden en spoedig een nieuw werkterrein van missionarissen dreigde te worden. Later, in de jaren dertig, keerde hij terug om in hetzelfde gebied zijn onderzoek voort te zetten. Het was tijdens dat veldwerk dat hij zijn eerste vrouw ontmoette: de beroemde antropologe Margaret Mead. Bateson en zijn vrouw deden samen onderzoek in Bali en gingen volledig op in hun wetenschappelijk werk, en toen de oorlog uitbrak beseften zij beiden dat het vaderland vroeg om andere diensten. En wat goed was voor het vaderland, was tegelijk ook goed voor de wetenschap. Een overwinning van de dictators zou, zo redeneerden zij, ‘de wetenschap immers honderd jaar achterop brengen’. Het is zeer opmerkelijk dat juist Bateson en Mead niet meer terughoudendheid tonen als het gaat om het aanwenden van de wetenschap voor oorlogsgebruik. Beiden hebben zij uitdrukkelijk gewaarschuwd voor een dergelijke perversie van wetenschappelijke activiteit. Bateson deed dat bijvoorbeeld in 1942 op een conferentie in New York over Science, Policy and Religion, waar hij in een toespraak de aandacht vestigde op een nieuw gevaar voor de menselijke geest, dat de oorlog met zich mee bracht. De recente verworvenheden van de sociale wetenschappen zouden, zo waar-schuwde hij, gemakkelijk kunnen worden misbruikt om de massa’s terwille van de eerzame strijd te manipuleren. Hij zei toen letterlijk:
‘Het is nauwelijks een overdrijving, als men beweert dat ideologisch bezien deze oorlog juist hierom gaat — de rol van de sociale wetenschappen. Moeten we de technieken en het recht mensen te manipuleren als een speciaal voorrecht bewaren voor een paar plannende, doelgerichte en machtshongerige individuen, die zich van nature voelen aangetrokken door de bruikbaarheid van de wetenschap? Gaan we — nu we over de technieken beschikken — de mensen in koelen bloede behandelen als dingen? Het probleem is zeer groot omdat wij, als wetenschappers, diep zijn doordrongen van de gewoonten van het instrumentele denken…’
Bateson spreekt deze woorden in een tijd waarin de praktijk van social engineering al vaste voet heeft gekregen in het politieke bedrijf. Het Duitse voorbeeld heeft laten zien wat er kan gebeuren als de sociale wetenschap wordt misbruikt voor het perfectioneren van een totalitaire orde. Bij het

[wordt vervolgd]

stem: jaap breeveld

titel: het patroon dat verbindt

perspectief: proberen te overleven in de buik van het monster, confrontatie met de overmacht van Westerse techniek

bron: de risico’s van het denken (1992)

mopw: meerstemmig wikipedia