If I had to give a young writer some advice I would say to write about something that has happened to him; it’s always easy to tell whether a writer is writing about something that has happened to him or something he has read or been told. Pablo Neruda has a line in a poem that says ‘God help me from inventing when I sing.’ It always amuses me that the biggest praise for my work comes for the imagination, while the truth is that there’s not a single line in all my work that does not have a basis in reality. – Gabriel GarcĂ­a MĂĄrquez

Degenen met negatieve leesrapporten hebben katers, de anderen zijn opgetogen.

Ik krijg te horen dat ik abstract schrijf, de lezer op afstand houd, dat is het laatste wat ik wil, dus die opmerking krijg ik niet doorgeslikt, ze plakt tegen mijn gehemelte als een hostie, mijn tong krijgt haar niet los, hoe ik ook peuter, het dunne velletje kleeft, is Ă©Ă©n met mijn mondholte.

Hostie betekent slachtoffer, lees ik op wikipedia. Protestanten gebruiken het woord niet, het is echt iets Rooms-Katholieks.

De suggesties die de redacteur doet zijn mechanismes die ik als afstandelijk ervaar, ‘plot’ en ‘streven van een hoofdpersoon’ en ‘show don’t tell’. Als je dat laatste wil, kom je uit bij een gedicht, lijkt me. Tandwielen en touwtjes waaraan iemand trekt waarna een poppetje op toneel schuift.

Het gaat toch echt om vertellen, denk ik.

Het is natuurlijk een sterk persoonlijke voorkeur om te willen dat als er ‘ik’ staat dat ‘ik’ degene is die het boek geschreven heeft dat je in handen hebt.

Wat ik wil is duidelijk. Ik wil niet dat jonge jongens plat op hun buik in een brandende woestijn op hun buik liggen, de zon op hun kop, zweet en angst in de ogen, terwijl iemand op een knop drukt en raketten op ze afvuurt.

Ik wil niet voor Ă©Ă©n poppetje iets.

Het goede van botsingen met mensen die lezen wat je maakt is dat je teruggeworpen wordt op jezelf. Alles wordt opgeschud, flardjes zweven even, glinsteren, vangen zon, voordat de troebele pracht bezinkt, het water weer transparant is, niets aan de hand.

Boven het bezinksel het licht.

Hier het leesrapport van Querido:

LEESRAPPORT

Auteur: Irma Driessen
Titel: Ze
Maker leesrapport: Anouk Lammers
Datum: 28-03-2018

Thema’s/onderwerp
In Ze staan twee verhaallijnen centraal: dat van een intense nieuwe liefdesrelatie en dat van liefdesverdriet. De twee verhaallijnen worden afwissend belicht. In de tekst is er veel ruimte voor grote vragen als ‘Wanneer begint iets?’, ‘Wanneer eindigt iets?’ Aan de hand van observaties en wetenswaardigheden over de liefde wordt het thema in fragmenten uiteengezet. De thema’s zijn abstract uitgewerkt, waardoor de lezer op een afstand wordt gehouden.

Verhaalstructuur en conflict
In de synopsis wordt gesproken van twee verhaallijnen. Wanneer het een ophoudt en het ander begint, is onduidelijk. De verhaalstructuur is zeer gebaat bij houvast die de lezer door het verhaal loodst. De tekst bestaat nu uit teveel losse observaties, beelden en uitroepen. De tekst is op verschillende manieren ingedeeld: aan de hand van titels als ‘moederliefde’, ‘moederliefde 2’ en ‘vaderliefde’. De tekst bestaat uit fragmenten die niet worden verbonden door een motief of streven. Doordat het thema liefde zo abstract wordt benaderd, komt de tekst niet tot leven. De openingsscene zou sterker zijn wanneer de personages worden geïntroduceerd en de lezer een idee krijgt van tijd en plaats. Het conflict dat de personages drijft is niet duidelijk. De afwisseling tussen wetenswaardigheden, abstractie en het leven van de personages kan goed werken wanneer er een duidelijk verband tussen deze losse elementen bestaat. De tekst bevat enkele sterke beelden die meer tot hun recht zouden komen in een gestructureerder verhaal.

Personages en perspectief
Het verhaal wordt verteld vanuit ik-perspectief. Naast het hoofdpersonage komt in de tekst een personage voor op wie de ik-persoon verliefd is. In de passages over liefdesverdriet komt mogelijk een derde personage voor, dit is niet duidelijk. De tekst heeft weinig aandacht voor eigenschappen of kenmerken van de personages. In de synopsis wordt gesproken van een ‘lyrisch liefdesverhaal’. Deze lyriek is terug te zien in de wijze waarop de verteller spreekt over het personage op wie hij/zij verliefd is. ‘Oh, ik wil haar. Alles in mij wil alles in haar. […] Oh, zoetheid des levens!’ (pag. 4)
Er komt weinig dialoog voor in de tekst. De dialoog op pagina zes vormt een mooi contrast met de beleving van het hoofdpersonage.

Schrijfstijl
De schrijfstijl is fragmentarisch en niet plotgericht. Zoals eerder genoemd is de tekst gebaat bij structuur en samenhang. Beelden, levensvragen en lyrische uitroepen wisselen elkaar af. De tekst bestaat uit zowel abstracte observaties, ‘Haar muren zijn glad en vers gestuct, de mijne zitten vol deukjes en gele kringen van het vocht,’ (pag. 8) als meer beeldende observaties: ‘Ze wil onder geen beding dat ik haar “muisje” noem. In “muisje” zit niks waar een vrouw warm van wordt: kraaloogjes niet, te grote oren niet, tandjes niet.’ (pag. 6)

De tekst bevat een mooie vergelijking op pagina 11: ‘Ze spreidt haar armen en benen, legt botten zorgvuldig neer, alsof ze ze te drogen legt in de zon.’ Maar ook een vergelijking die niet klopt: ‘Hij spreekt over vrouwen alsof ze inwisselbare digitale bestanden zijn, of variabelen die je elk gewenst moment kunt vullen met nieuwe botten, nieuw merg, ander vlees […]’ (pag. 12).
De tekst zal sterker worden wanneer het thema liefde minder expliciet aanwezig is en wanneer zij wordt getoond doormiddel van handeling. Op het gebied van ‘show don’t tell’ is er veel ruimte voor verbetering.

In de tekst zijn meerdere stijl- en spelfouten te vinden, alsmede slordigheidsfouten. Er wordt ‘geëxperimenteerd’ met verschillende lettertypen, soms tot halverwege een zin. De reden hierachter is onduidelijk.

Eindoordeel
Het type lezer voor dit boek is een liefhebber van lyrische liefdespoëzie en fragmentarisch proza. De tekst zal aan kracht winnen wanneer tijd, plaats en handeling duidelijk zijn en er samenhang te vinden is tussen de nu losse elementen. In plaats van zinnen als: ‘Wat is ze mooi. Ze twinkelt.’ zou het de tekst goed doen wanneer het hoofdpersonage een poging doet te beschrijven wát hij of zij precies zo mooi vindt aan zijn of haar geliefde. De lezer wordt op een afstand gehouden door het gebrek aan levensechte details en observaties die de personages of situaties invoelbaar maken. Het boek is niet geschikt voor publicatie omdat het uit te veel losse elementen bestaat en niet over voldoende literaire kwaliteit beschikt.

Toevoeging Inge Schouten:
‘Het was vanaf het begin duidelijk dat je wilde experimenteren. Het verhaal was eerder een bespiegeling, overpeinzingen, met een essayistisch karakter. Een mooi proces dat tegelijkertijd ook frustreerde. We hebben het vaak gehad over het ‘hier en nu’. Jij wilde daar weg van blijven, maar ik denk dat een verhaal niet zonder het alledaagse kan. Ongeacht de vorm die je daar aan wilt geven. Durf het banale toe te laten om contrast te geven aan jouw poëtische stijl. Vertrouw op je beelden.
Als je de fragmenten weet te verbinden en je hoofdpersoon een streven mee te geven dan denk ik dat er ook een publiek is voor jouw verhaal. Soms kun je simpelweg niet om “de wetten” van proza heen.’

»