De leegte die ze achterliet toen ze wegging en ik achterbleef in dit veel te grote huis, voelde niet zozeer als fysieke leegte maar als een telefoon met lege batterij: een onwenselijke situatie.

Ik weet dat ik totale angst ervoer, existentiële angst, afgrond, onrust, god ja, die enorme onrust, die in de verte misschien iets weg had van, maar toch ook weer niet voelde als een telefoon-met-lege-batterij.

Ik bedenk deze metafoor nu, bijna twee jaar later.

Iemand schrijft in de kantlijn ‘mooi’.

Ik wantrouw wat ik aan het doen ben (achteraf schrijven). Het gevoel van toen is weg, ik kan er niet meer bij, ik ben aan het verzinnen. Ik kan het benaderen noemen, asymptotisch schrijven, maar oh god, dat nulpunt is onbereikbaar.

Schrijven is verraad.