Ik open de brievenbus en het najaar glipt binnen. In de herfstgids Natuurbeschermingsproducten trekt een traliewerk mijn aandacht. Je plaatst het over de voederbak zodat katten en kraaiachtigen niet echt bij kleine vogels kunnen, alleen wat kunnen klauwen en pikken. Er zijn rechthoekige pindablokken gevuld met zaden en insecten en leuk en voordelig om eens te proberen. Een voedersilo waar zes vogels boven elkaar pinda’s pikken, zo ontworpen dat het voor de vogels onmogelijk is een hele pinda eruit te halen waarin ze gemakkelijk stikken, ideaal voor op balkon, vanwege de zuignap waarmee je ‘m zo tegen je raam kleeft. Met zwarte stickers kun je voorkomen dat ze daartegenaan vliegen.

Ik hoef me niet schuldig te voelen. De herfstgids zegt dat vogels het hele jaar gevoerd mogen worden. Seizoenen bestaan in zekere zin niet meer. Ik knip de lijst ‘voer op volgorde van voorkeur’ uit, net als het verticale eenpersoons-observatietentje met camouflageprint en kijkgat – aan de binnenkant voorzien van muskietengaas. Ik zou willen dat mijn vrienden jarig waren. Ik zou willen dat het Sinterklaas was. Achterin de gids staan huisjes voor kikkers, vleermuizen, vlinders, solitaire bijen, egels en eekhoorns. De egel en de eekhoorn zijn bijna uitgestorven. Misschien moet ik op hen overstappen. En dan – om Bloem te citeren – ‘t had zoveel erger kunnen zijn.