Kun je je scherm delen? Dan zie ik wat je bedoelt, vraag ik aan een student. ‘Lastig, ik zit in de auto’. Het fysieke klaslokaal spat uiteen in 120 huiskamers met 120 deuren en dakramen, schoorsteenmantels en hoge vazen met paastakken erin. Ik zie een FC Barcelona-sjaaltje boven een hoofd hangen. Sommigen zitten buiten, lopen rond, rijden, een enkeling zit alleen in een leeg schoolgebouw aan de Wibautstraat om toch iets van een ritme te hebben. Ik voel sommigen gedemotiveerd raken door online lessen. Ik zie de demotivatie niet, ik hoor haar, als ik doorvraag. Ik voel dit zelf niet, ik ben erg enthousiast, ik houd van mijn computer, de bank, ik zit in een andere situatie, in andere omstandigheden, in een andere fase in mijn leven. Ik ervaar wel totale uitputting. Ik ben nog nooit zo moe geweest. Ik geloof niettemin in vriendelijkheid, in het tentoonspreiden van een soort vredige kalmte. Meevoelen is moeilijker omdat empathie vanalles vooronderstelt wat schier onmogelijk is. Niet alleen klopt mijn waarneming van de ander niet, het brein construeert, maar het brein doet dat bovendien op grond van eerdere ervaringen en ik heb totaal andere dan de student. ‘Ik voel niks’ is een idealere staat dan ‘ik voel met je mee’. Ze kost minder energie zodat er meer overblijft voor de interactie. Ik heb niet voldoende energie voor gevoelens, ik kan het me nauwelijks permitteren. Als ik psychologie zou studeren zou ik empathie onderzoeken omdat ik haar wantrouw. Een milde glimlach stelt gerust. Ik wil een hond om me beter te voelen.