Update: De kat is dood. Er is een kind. Er is een nieuw kind op komst. Hij toont een geboortekaartje en vraagt welke versie we mooier vinden (we zien geen verschil behalve één klein streepje). Hij laat stekjes en takjes op school komen, in ingepakte pakjes, zo strak met tape omwikkeld dat je er geen leven in vermoedt maar drugs. Hij wil twaalf soorten bomen groot krijgen. Hij observeert een plantje op mijn bureau, hij noemt methodes tegen luis (spiritus, cola, water, doekjes). Hij kijkt naar het plastic bakje dat ik in de kantine heb gekocht, een dikke laag dieproze granola, erop in een apart containertje een laagje uitgestalde vruchten, samengepakt, als op een overvol zonnedek op een te klein jacht in Nice. Witte moerbei, zegt hij, Morus Alba. Hij ziet het aan het steeltje, niet aan de kleur. Zwarte moerbei net iets smaakvoller. Hij is één van mijn meest geliefde collega’s omdat hij me voortdurend herinnert aan de mogelijkheid van een ander leven. Hij heeft drie jaar geleden iets voor mij geprogrammeerd en steeds als ik hem zie denk ik: ga dat project nou afmaken.

Ik noem hem de reus, hij heeft enorme voeten, wat hem gezag geeft. Hij beweegt traag, alsof hij in een parallel universum leeft waar alles net twee seconden langzamer gaat.

Hij heeft een bal bij zich die je op afstand kunt besturen. De bal, een biljartbal, rolt over de marmeren vloer, zoekt aarzelend zijn weg, als een blinde hond die van boom naar boom dwaalt, niet wetend waar hij heen moet.

‘Ik gebruik de bal om met mijn kat te spelen,’ zegt hij. Die zal hem nooit teleurstellen, ze reageert nergens op. Niet als de bal van kleur verspringt, niet als de bal met een hupje van de grond komt. Wachten op een reactie is onderdeel van het spel.

Ik bezie hem plots in een ander licht. Zijn diepe stem, zijn traagverende tred, zijn rust, zijn kalmte, zijn geduld. Hij wacht op iets wat niet komt, wat al het andere wachten kinderachtig maakt. Hij is iemand die op de maan kan landen en die small step niet zet.

Laatst toonde hij op zijn computer filmpjes van een man, een dierenarts, die dieren van death row haalt. Ik had weggestopt dat dieren in asiels geëuthanaseerd worden, zoals ik meer dingen wegstop. Je hebt mensen nodig om de mens in volle glorie te bezien.

De dieren worden over een uur geëuthanaseerd. Ze zijn een maand geleden aangereden. Vaak hebben ze schurft of zijn ze ziek, van eenzaamheid en verwaarlozing.

De man die de dieren redt heeft een videokanaal. Zijn video’s met blije honden zijn eerst video’s met gapende kopwonden, gezwollen poten, hompen dier, op een snijtafel. Hij boort gaten in de dieren. Hij maakt ze in orde.

De man heeft een tweede videokanaal. Daar knalt hij met grote guns dingen in zijn achtertuin omver. We zijn het erover eens dat ergens iets fout is gegaan. We zijn het erover eens dat wij dit ook willen. Ik vertel de reus over mannen die met brushcutters struiken te lijf gaan, ze houden wedstrijden, daar zijn ook filmpjes van.

‘Ik heb een brushcutter,’ zegt de reus. Hij heeft dus ook een kat, een prachtige lelijke, waarmee hij geld zou kunnen verdienen. Grote voeten heeft niet iedereen. Alsof hij van een maanpak alleen de schoenen draagt.

We kijken nog een filmpje, 171 eendjes gaan voor het eerst een kleine roze zwembadje in. In de linkerbovenhoek de tekst ‘700+ Ducks Rushing to the Lake Coming back home everyday’.