Ze vraagt welke critici we kennen, wie we volgen. Ze vindt Gerbrandy een goede, met gezag, overtuigend, duidelijk.

David Rijser en Arjan Peters (Volkskrant) staan voor twee scholen:
1. Subjectief, brutaal, hapsnap. (Peters)
2. Objectiverend, zichzelf buiten schot houdend, academisch. (Rijser)

Peters staat bekend om het ‘kraken’. Zijn toon wordt dan honend, op het karikatureske af, hij is dan niet te remmen. Rijser, de academicus steekt zijn kennis niet onder stoelen of banken. Hij betrapt de besprokene altijd op foutjes. Beetje kinderachtig. Kijk mij eens veel weten. Op foutjes betrappen heeft alleen zin als het boek werkelijk barstens vol fouten staat en niet als op pagina 246 toevallig etc. Schrijft meestal alleen als er een boek
uitkomt op ‘zijn’ terrein.

Kritieken moeten ook in zichzelf de moeite waard zijn. Een interne logica hebben, een visie bevatten, een denkwereld, meer zijn dan ‘het verhaaltje navertellen’.

Drie vragen, die zo voor de hand liggen, dat je ze eigenlijk vanzelf wel stelt:

1. Wat wil de auteur?
2. Is hem dat gelukt? In hoeverre?
3. Wat vind je er zelf van?

1. Grootste fout: duidelijk laten merken dat je er veel van af weet, wat zich uit in een overladen beginzin, en een daverende slotzin waarin je het laatste woord op dit gebied wel eens even zult zeggen. Een concluderende opmerking kan wel, maar let op dat het niet te overredend wordt. Het moet zonder die ballast kunnen. Niet te opgeblazen zijn.

2. Het is zonde als je fouten maakt in namen en data. Checken!

Een stuk kan gewicht krijgen door:
– perfecte analyse (het boek beter doorzien dan de auteur, thema’s)
– parallellen trekken (andere boeken van de auteur erbij betrekken, secundaire literatuur, andere boeken van andere auteurs, plaatsen in een tijd, in een taalgebied, namedropping, citeren)

Zorg dat een boekbespreking typografisch lijkt op een stuk zoals je in de krant leest. Geen witregels. Zorg dat citaten niet te lang zijn, dat is lelijk en vervelend. Meer dan drie citaten zie je ook niet vaak.

Noem de titel van het boek, eventueel de uitgever. ‘Feitelijk ongemak’ noemt ze dat.

Verzin een titel voor je stuk die de lading dekt.

Gebruik je eigen stijl, ga niet populair doen, eerbiedig bepaalde codes. Je eigen stijl should do it. Wees ook weer niet te truttig, te academisch, of te deftig. Arie Storm wordt genoemd. En Elsbeth Etty.

essayles van Barber van de Pol