Als je je gisteren niet zou herinneren zou je gelukkiger zijn, als je elke ochtend gezuiverd op zou kunnen staan.
Het belevende ik, het ervarende zelf, onthoudt drie seconden. Ik voel bijvoorbeeld nu pijn of geluk, maar zodra het moment weg is, vervaagt de ervaring. We hebben zo’n achtentwintigduizendachthonderd momenten per dag, ervaringen die we grotendeels vergeten. We onthouden pieken, ervaringen die met grote emoties gepaard gaan.
Ik herinner me mijn eerste bioscoopfilm, en de tweede, misschien omdat die buitenshuis plaatsvonden, in een donkere zaal, met nooduitgangen. Daar zag ik Annie (1982) en The Color Purple (1985). Er ging een autorit aan vooraf, een bezoek aan de stad, waardoor de opwinding langzaam werd opgebouwd, zoals bij een raketlancering of maanlanding. Ik kan het gevoel nog steeds oproepen, letterlijk, in de plek op mijn voorhoofd waar ik mijn schedel tegen het koude glas duwde, zittend op de achterbank van de auto, wachtend tot ik het blauwe verkeersbord zag dat op een molen lijkt maar autosnelweg betekent. De krachten die inwerkten op mijn lichaam, de weilanden en bossen die voorbijschoten. Zelf bewoog ik niet, zat stil op mijn Archimedisch punt, de kou priemde zich met de wereld een weg naar binnen, in wat een eeuwigheid leek, lichte misselijkheid, kleren die op mijn huid prikten – tot we er eindelijk waren.
De films waren droevig. Het weesmeisje Annie, rode jurk, rode krullen, zong vol overgave over ‘tomorrow’ en de zon die dan zou schijnen, maar eindigde met de woorden ‘you’re always a day away’, een paradox die mijn tienjarig brein niet kon oplossen. De film deprimeerde me, net als The Color Purple met Whoopi Goldberg en Oprah Winfrey: misbruik, verkrachting, onderdrukking, kinderen die werden afgenomen. Ik abstraheerde wetmatigheden uit de films: het leven is geen pretje, morgen komt niet goed, want morgen komt niet. Niet veel later maakte ik op school kennis met de wet van toenemende entropie en daardoor wist ik, we zitten niet alleen vast in een bruut, onherbergzaam heden, we vallen ook uit elkaar. Als je niks doet, en daartoe was ik geneigd, val je uit elkaar. Orde handhaven, welke orde dan ook – mentaal, fysiek, sociaal, economisch, politiek – kost bakken met energie. Het universum dijt uit als we niks doen. Het werd open en bloot verteld, er werd niet geheimzinnig over gedaan, het stond gewoon in boekjes, er werden examens over afgenomen. De verhalen die je vormen kies je niet. Over de eerste tien jaar van je leven heb je weinig te zeggen en ik vraag me af of ik er goed aan heb gedaan de tweede tien jaar het exacte verhaal te kiezen. Concepten als entropie en oneindigheid zijn – zonder goede begeleiding – angstaanjagend. Halfwaardetijd uranium? Miljarden jaren. Ik werd hyperwaakzaam.
Het verhaal van Annie dat door tussenkomst van de miljonair Daddy Warbucks (!) een happy end kent, lijkt me geen realistische blauwdruk voor het leven. De American dream is niet levensvatbaar, al bewijst Oprah Winfrey in haar talkshow het tegendeel door 276 Pontiacs en 275 Volkswagen Beetles uit te delen aan haar televisiepubliek en zo de menigte te voeden. ‘You got a car. You got a car. And you got a car.’ Ik was in extase. Oprah nog meer, zo leek. Maar ik weet: een auto krijgen is één ding, die jaar in jaar uit rijdend houden, door de APK-keuring loodsen, de tank rijkelijk gevuld, banden op spanning, de deurrubbers soepel, V-snaar strakgetrokken, een ander. Het leven is geen reality-tv-show. De spaceshuttle ontploft voor je ogen (1986). Tsjernobyl ook (1986). Pontiac gaat failliet (2009). De laatste Volkswagen Beetle rolt van de lopende band. Zwaartekracht duwt je terug in je roodfluwelen stoel. Ik verloor hoop, of kan je wat je nooit hebt gehad niet verliezen?
Tot internet! De komst van het web veroorzaakte een barst in mijn kosmisch ei, blies leven mijn leven in. Ik brak uit mijn zwaarmoedigheid. Voelde me verkwikt, piepjong.