Van het Panorama Mesdag herinner ik mij het gezeefde licht en de stilte als je eindelijk bovenkwam in die onwerkelijke ruimte. Een lange tocht door gangen die meestal in verbouwing waren en door houten schotten en krakende houten vloeren werden gekenmerkt. Dan eindeloze, vermoeiende, kale houten trappen op. Daarna de opluchting als je ten slotte, toch nog overrompelend onverwacht, in die verdunde realiteit stond. Het zal wel allemaal niet waar zijn. Het is onmogelijk dat ik, Radha Altman, meer dan vijftig jaar oud, mij herinner wat ik, Radha, veertien of vijftien jaar oud, beleefde als ik weer eens wegslipte uit de beklemmingen van de puberteit naar die geheime hemel. Want wat was er anders aan de hand, daarboven, dan wat je voelt als je, pas gestorven, ineens weer in een geestelijk gebied staat? Panorama Mesdag is te ver weg en de reis vanuit Parijs te kostbaar, om daar even te gaan kijken hoe het er nu, in de jaren tachtig, echt is en navraag to doen naar hoe het er vroeger was. Panorama Mesdag is voor mij trouwens verweven met het Van Gogh-gevoel: de onzichtbare begeleider, broeder, bondgenoot. Waren Mesdag en Van Gogh tijdgenoten? Ongetwijfeld. Panorama Mesdag, een publieke Haagse initiatieruimte, werd schaars bezocht als ik er was. Misschien ging ik op de dagen dat de bussen wegbleven. Of misschien waren er nog geen toeristenbussen in de jaren veertig. Van al die mensen die nu ons leven verpesten : groepsreizigers, voetbalsupporters, mediatypes, heroïnejunks, popfans, overvette kazen in spijkerkleding, zou het overgrote deel pas tien of twintig jaar later worden verwekt. Zelfs geen begerige twinkeling in het oog van hun vader waren zij, op dat moment. Zij waren nog bezig uit het echte panorama daarginds, via wellicht steeds krakender en duisterder gangen, af te dalen. Of op te kruipen uit de krochten van hun hel. Maar hun vaders waren nog onwetende jongelingen. Hun moeders speelse huissloofjes-in-spe. Ik was altijd alleen of met twee of drie andere, ernstige bezoekers in de stille wijding van het panorama. De bejaarde suppoost (bejaard? misschien was hij achtenveertig) herhaalde keer op keer zijn vriendelijke verklaringen. De omvang van het doek. Hoeveel mensen er hoe lang aan hadden gewerkt. Wat in Scheveningen (hij zei waarschijnlijk ‘op Schevenin-gen’) nog hetzelfde was en welke veranderingen er waren geschied sinds het Panorama werd geschilderd. Je mocht zeggen waar je woonde en als dat toevallig ‘op Scheveningen’ was, wees hij het aan. Waar op het Panorama wilde duinen waren afgebeeld, stond nu ons huis in een keurige rij huizen, in keurige rijen straten. Vanaf welk punt er was geschilderd. Hoe bedrieglijk de dieptewerking was. De ogenschijnlijke en de werkelijke afstand tot het doek. Dat je niet over het hek mocht klimmen en op het hellende duinzand gaan lopen, want daaronder bevonden zich slechts dunne, niet-dragende planken. (Droom ik daarom nog zo vaak over onbetrouwbare, zwiepende, gapende, op breken staande vloeren?) Achter het hek lag altijd rommel. Maar een deel daarvan werd door de suppoost zelf op het zand gegooid, om ons te laten zien hoe kort de afstand van het hek tot het doek in werkelijk-heid was, terwijl je meters en meters diepte meende te zien. (Gooit een suppoost proppen papier naar het panorama dat hij bewaakt? Is ook deze herinnering getransformeerd door de alchemie van de tijd?) Het was een geheime, andere wereld waarin ik mij een paar keer per jaar bewoog. Zij had niets gemeen met de overige werelden waarin ik verkeerde: school, huis, sportvelden, bibliotheken, zwembad, strand, ijsbaan, park, bos, duinen (de ech-te). Het Panorama bevond zich wel in de Zeestraat, maar met mijn zorgelijke, zoekende wandelingen door die buurt op duistere avonden had het niets gemeen. Als ik geheimzinnige artiesten bezocht in de De Ruyterstraat of nog geheimzinniger religieuze freaks in verborgen hofjes achter de Anna Paulownastraat, dacht ik nooit aan het Panorama, behalve misschien als een heel verre, onbenoembare, voorgeboortelijke herinnering. En omgekeerd wist ik eenmaal boven in het Panorama van tijd noch duur en niets van de verwarrende, onrustige gevoelens daar beneden. Hier werden eeuwig dezelfde netten geboet, dezelfde vissen gevangen, dezelfde huizen bewoond. In de wereld daaronder was ik een ander, rusteloos mens. 

stem: andreas burnier 

titel: de zeenevels van het verleden 

perspectief: door haar wisselende toon en door de uiterst zorgvuldige compositie heeft Burnier van dit boek een verhaal met veel kanten gemaakt. Ze is erin geslaagd alle thema’s uit haar vroegere werk samen to brengen (Graa Boomsma), in het oeuvre van de auteur, dat de Iaatste jaren enorm aan belang heeft gewonnen, is De litteraire salon zeker een van de beste boeken (Jaap Goedegebuure), de litteraire salon vind ik het mooiste wat Burnier ooit geschreven heeft. De bevlogenheid van de eenling die zij laat zien, vormgegeven in concies proza, nemen mij voor dit boek in (Wam de Moor)

bron: de litteraire salon

mopw: meerstemmig wikipedia