‘Het Germaanse ras is door de natuur geschapen om, over alle andere rassen te heersen en om de dwergen die zich hiertegen verzetten van de aardbodem weg te vagen. Wij moeten daarom maatregelen nemen om de volkeren die weigeren zich in het Germaanse rijk te laten opnemen, grondig uit te roeien. Recht, goed en kwaad zijn louter relatieve begrippen, absoluut zijn alleen de grote natuurwetten, zoals die van de strijd om het bestaan en de leefruimte. Met mensenlevens kan ik daarbij geen rekening houden. Sinds het ontstaan van de wereld is er niets duurzaams tot stand gebracht tenzij door Duitsland en zonder ons zal ook in de toekomst niets blijvends geboren worden’. Een citaat uit Mein Kampf van Adolf Hitler? Neen. Dit is een toespraak van de edel-Germaan prof. Schultze in Les 500 millions de la Begum, geschreven in 1879 door Jules Verne, een halve eeuw voor Hitlers boek verscheen. Men ziet Verne altijd als een profeet van de moderne techniek en hij was dit ook. Uit zulke passages blijkt echter dat hij meer geweest is dan dat. De man was een groot ontvangtoestel voor golflengten van 50 jaar later en die geheimzinnige radar in zijn hersens bestreek een veel ruimere frequentie dan louter technische uitvindingen. Ik vind hem op dit gebied overigens meer opmerkelijk dan betrouwbaar: zijn berekeningen kloppen niet altijd en het idee om bij voorbeeld kapitein Nemo in zijn onderzeeër orgel te laten spelen achter een reusachtig venster van vijf bij zes meter verraadt weinig besef van de waterdruk op honderd vaam diepte. Jules Verne bezat een bijna griezelig vermogen om te zien wat er komen zou, maar omtrent het hoe faalt hij gewoonlijk. Zo laat hij zijn ruimteschepen afschieten door een enkeie explosic, een versnelling waartegen geen menselijk organisme bestand is, terwijl toch hct principe der straalaandrijving al eeuwenlang in het vuurwerk werd toegepast.
Maar soms is hij merkwaardig precies. Een aardig staaltje hiervan vinden wij in Les tribulations d’un Chinois en Chine , waarin we de volgende passage ontmoeten. ‘Op een gelakt tafeltje stond een doos. Hij drukte op een knop en terstond klonk er een zachte stem. Toen opende hij de doos, nam er de papierstrook met streepjes en deukjes uit, die het geluid van de stem had weergegeven en zette er een ander stuk geprepareerd papier in. Hij hoefde nu alleen maar hardop te spreken om indrukken in het vlies te maken, terwij1 de rol, die door een veer ronddraaide, de woorden opnam. Ten slotte zette hij de fonograaf stil, nam het papier eruit en deed dit in een enveloppe. Hij liet de brief terstond posten’.
Dit zijn drie uitvindingen: de koffergrammofoon met ingebouwde luidspreker, de papieren grammofoonplaat en de dictafoon. We zijn hier nog steeds in 1879, want dit boek kwam in hetzelfde jaar uit als het vorige. Deze staaltjes van trefzekerheid vertoont hij ook elders, maar ze zijn zeldzamer dan zijn vergissingen. Vergissingen in de uitvoering wel te verstaan, niet in het resultaat. Want bijna alles wat Jules Verne voorzag, heeft zich gerealiseerd of staat op het punt te gebeuren. Vooral dit laatste is een compliment aan de weidsheid van zijn visioenen. Vergeleken met wat deze ziener aanschouwde lopen we nog steeds een beetje achter. We zijn nog niet helemaal ‘bij’, hoewel het dadelijk 61 jaar wordt sinds hij gestorven is.
Als jongen heeft Jules Verne op mij weinig indruk gemaakt. Vergeleken met een man als Cooper las ik hem slordig. Het was mij vooral om de plaatjes te doen. Heerlijke illustraties! Wat mij daarbij vooral trof was de edele droefheid
der afgebeelde personen, de stille, ingehouden nobele melancholie, waarin zij schenen te verkeren. Wat er aan die mensen haperde begreep ik niet, maar ik vermoede op de visionaire manier van een kind, wel iets in die richting. Jules Verne kende geen erotiek. Zijn personen zijn kruisingen tussen monniken en ingenieurs, ze komen allemaal uit een technisch geperfectioneerd klooster, met dit verschil dat het celibaat hun geen moeite schijnt te kosten. En áls ze bij vergissing verliefd worden, gebeurt dit op de afgemeten, correcte en bijna liturgische manier van Phileas Fogg, die overigens tot het einde toe ‘mevrouw’ blijft zeggen, wat in een levendige echtverbintenis tot de ongebruikelijkheden behoort. Wat zulke boeken een extra charme geeft, die het Franse origineel mist, is de gebrekkige vertaling. Ik geloof niet dat de Fransen zoveel plezier als wij beleefd hebben aan bepaalde passages, die door de plechtstatigheid van het negentiende-eeuwse Nederlands een zekere deftigheid kregen, terwijl juist de situatie zelf in hoge mate opwindend was. Zo herinner ik mij een plaatje, waarop twee mannen stonden afgebeeld, van wie de een de ander net een oorvijg had verstrekt. De man steekt hierop zijn duimen in de knoopsgaatjes van zijn open vest en vraagt dan: ‘Houdt gij dien klap voor ontvangen?’ Dit was het onderschrift. Wie benieuwd was naar het antwoord op deze vraag kon dit in de tekst verderop vinden. Het luidde: ‘Zekerlijk’. De tekst correspondeerde nooit met de plaatjes, maar was altijd achter of voor. Het verschil bedroeg minstens twintig bladzijden. Zo las men in de tekst, dat Phileas Fogg op de rug van een olifant door een brandend oerwoud reed, maar op de daarbij afgedrukte illustratie was hij in gesprek met een ander droefgeestig heer en het onderschrift luidde : ‘Het strekt mij tot genoegen in u een onkreukbaar man te onderkennen, wiens oogmerken boven elke argwaan verheven zijn’. Het verband tussen beide gebeurtenissen was raadselachtig, omdat aan een gril van de zetter niet gedacht werd. Men nam aan, dat er een relatie was en bekeek het plaatje met ontzag, juist omdat het nergens mee te maken had. Zo zou ik ook nu nog wel eens willen lezen, in het diepe geloof, dat alles wat er staat waar moet zijn, omdat grote mensen het bedacht en gedrukt hebben: tastend in het duister en tegelijk in de auteur een onkreukbaar man onderkennend, wiens oogmerken boven elke argwaan verheven zijn.
stem: godfried bomans
titel: over Jules verne
perspectief: Onder de titel Mijmeringen komen vele zeer uiteenlopende zaken aan de orde. Onderwerpen als ‘De Engelse beleefdheid’, ‘Het koningschap’ en ‘Jules Verne en zijn dubbelganger kunnen niet alleen tot uitvoerige studies leiden, ze kunnen ook aanleiding geven tot filosoferen, tot mijmeringen. Het vereist echter een schrijverschap als dat van Bomans om dergelijke gedachten succesvol vast te leggen in enkele bladzijden tekst. Godfried Bomans is met zijn inzicht in mensen en zaken, zijn prachtig taalgebruik en zijn spitse humor in staat bij zijn lezers telkens weer die zo zeldzame ‘schok van herkenning’ op te wekken. Want of hij nu onderwerpen van vluchtig belang of wereldproblemen behandelt, of hij zich boos maakt of zijn ironie de vrije teugel laat, in al zijn stukjes vertolkt hij de gedachten die duizenden anderen niet onder woorden hebben kunnen brengen. (blurb)
bron: mijmeringen (1968, elsevier amsterdam brussel)
mopw: meerstemmig wikipedia