Als je weer in Amsterdam-Noord woont, waar je ook al opgroeide, kun je er amper omheen: kijken met de blik van Hanna Bervoets en haar personages in Lieve Céline.

In mijn buren-appgroep circuleert sinds een paar dagen een filmpje. Het zijn beelden uit de documentaire die pas op tv te zien was, Mijn Noord, van fotograaf en documentairemaker Jaap van den Beukel. Een ouder echtpaar heeft het over de nieuwkomers in Amsterdam-Noord, ‘vaak in de stad opgegroeid’.

‘Je mag het woord yuppen niet zeggen’, zegt de vrouw, zwaar Amsterdamse tongval. ‘Maar ze zijn gewoon anders. Ze zijn mákkelijker.’ Grootste euvel is dat ze hun fiets in de voortuin zetten. Of, zoals de man het formuleert, hun fiets gewoon tegen de gevel pleuren. ‘Dan denk ik: onderhoud je tuintje en zet er geen fiets in. Een fiets in de voortuin, dat zag je vroeger niet.’ De vrouw zucht. ‘Vroeger wou nooit iemand naar Noord en nou wil iedereen naar Noord.’ Maar ze snapt het wel. ‘Het is gewoon heel leefbaar hiero.’

Ik had de documentaire gezien. Ik kijk en lees alles wat met Noord te maken heeft, ik voel me verwant met de buurt. Ik woon er zelf weliswaar pas sinds vijf jaar, in zo’n uit de grond gestampte betonnen reus, maar ik ken deze contreien van vroeger. M’n opa en oma woonden in Tuindorp Oostzaan, net als veel van mijn ooms en tantes. M’n ouders zijn er allebei geboren, ze leerden elkaar kennen op de pont, ik ken geen vertrouwder Amsterdams dan ik op de markt hier hoor spreken. Meteorensingel, Klaprozenweg, Zonne­plein, Mosplein, iedere straat- of andere aanduiding klinkt in mijn oren als bezonken poëzie. Loop ik over het NDSM-terrein, dan denk ik aan oom Jan en oom Gouke die op de scheepswerf werkten, iedere ochtend voor dag en dauw hun fiets hier ergens netjes neerzetten op de daartoe ingerichte plaats.

Het werkendeklassesentiment ligt dicht onder het oppervlak in Noord, niet alleen bij mij. Documentairemakers nemen graag een antropologisch kijkje achter de zwaarbegordijnde frutselvensterbanken van de minihuisjes. Iets ergerde me toen ik naar Mijn Noord keek. Ik werd bevestigd in mijn ongemak toen de beelden van dat echtpaar opdoken in de burenapp, en ik de reacties zag van mijn medebewoners: schaterlachende emoticons.

Natúúrlijk. Van den Beukel wilde greep krijgen op zijn nieuwe woonomgeving en begon zich te interesseren voor zijn buren. Knipte misschien uit bescheidenheid zijn eigen vragen en interrupties uit de montage. Of het is een stijlkeuze. Effect is in ieder geval dat je naar naakte mensen zit te kijken die overgeleverd zijn aan meedogenloze registratieapparatuur. Ze lijken ongevraagd leeg te lopen over al die burgerlulligheden die ze dwars zitten, en kijk wat ze aan de muur hebben hangen, en ach, het eeuwige keffertje op de voorplecht van de rollator. Monumenten van zwaar en allenig leven zijn het, groot geworden in armoede, afzien, poetsen.

Hanna Bervoets, schrijfster uit Noord van het eerste uur, richtte in de roman Lieve Céline (2011) ook zo’n monument op voor een autochtoonse Noorderling. Een leven waarvan je vermoedt dat het bestaat, maar waarbij je hoogstens het nakijken hebt. Hoofdpersonage heet Brooke, zus van Sue, dochter van Pamela; niet toevallig allemaal soapnamen; naar soapseries kijken is de voornaamste dagbesteding van zowel moeder als dochter. Helemaal sporen doet ze niet, Brooke. Ze is een meisje van begin twintig, met een enorme passie voor de zangeres Céline Dion aan wie ze brieven schrijft. Haar levensdoel is een show van haar meemaken in Las Vegas. In haar brieven opent ze zich volkomen voor haar idool, en tussen de brieven door krijgen we haar verrotte leven mee. Alhoewel. Moet je het verrot noemen? Het knappe van Bervoets’ aanpak is dat moralisme noch voyeurisme aan de orde is. Eerder een liefdevol inleven in een meisje met grootse dromen en beperkte kansen, even meedogend als fantasievol opgeschreven.

Brooke woont aan de Waddenweg, blijkt zo halverwege de roman tussen de regels door, een weg die ik moet opzoeken op de kaart. Noord is niet zomaar Noord, maar bestaat weer uit verschillende tuindorpen en buurten. Zo gaat die net genoemde documentaire Mijn Noord over Nieuwendam. De bekroonde documentaire Schuldig (2016), waarvan vooral de man van de dierenwinkel op het Zonneplein me nog scherp voor de geest staat, speelt zich af in de Vogelbuurt. In de documentaire serie Beau in Floradorp (2016) wandelde televisiemaker Beau van Erven Dorens met een cameraman door Floradorp, de buurt met de typisch roze huisjes tussen het Noorderpark en het Mosveld waar ook zanger Gordon een geschiedenis bleek te hebben. Door de documentaire Klassen (2020) ontdekten we de kracht van onderwijswethouder Marjolein Moorman, en gingen we van achtstegroeper Anyssa houden die op de scootmobiel van haar opa meeliftte. Eerder dit jaar was De verkrotte droom te zien, over de Van der Pekbuurt, waarvan ik de renovatie dag tot dag kon volgen.

Maar Brooke woont dus op de Waddenweg, aan de andere kant van het Vliegenbos, niet ver van de Nieuwendammerdijk, maar toch net met de verkeerde postcode. De reclameboekjes van de Bijenkorf worden hier niet bezorgd. Voldoende aanleiding voor haar moeder om een dagje Bijenkorf te doen met haar dochter. ‘Wij hebben ook het recht om hier te zijn.’ De les die ze Brooke leert is dat zij niet anders is dan anderen. ‘Iedereen is anders. En dus is iedereen hetzelfde. Allemaal even gewoon. En jij dus ook. Net zo gewoon als iedereen. Oké?’

Ik weet nog hoe exotisch het was, dat Hanna Bervoets in Noord woonde toen ze met deze roman kwam. Ondanks mijn bekendheid van vroeger met dit deel van Amsterdam dacht ik dat dit een vorm van vrijwillige ballingschap moest zijn. In interviews werd gezinspeeld op de armoede van haar woonomgeving, door de schrijfster zelf met een praktisch en liefdevol oog bezien. De eigenaardigheid van de lokale vervoersmiddelen kwam ter sprake, de zogeheten Canta’s, ik moest toen opzoeken wat dat waren.

In Lieve Céline legt Brooke aan Céline Dion uit dat ze ‘aan de overkant van het IJ’ woont. ‘Behalve wij (de mensen die er wonen zeg maar) komt niemand ooit naar Noord’, schrijft ze. ‘Snap ik wel hoor. Er is niet veel ofzo. Een Lidl en een Trekpleister en bij de flats een winkelcentrum met een Hema. Maar die is niet zo groot: hij heeft geen kampeerspullen of regenkleren.’ En dan dus wel die overvloed aan Canta’s, wel vier of vijf per straat. ‘Je moet een speciaal briefje van de dokter hebben om em te krijgen. In Noord werken veel dokters die zulke briefjes maken.’ Ook het principe van met de pont het IJ oversteken wordt helemaal toegelicht, inclusief de mores om even naar de pontkapitein te zwaaien. ‘Als die ziet dat er nog mensen aankomen, wacht hij soms met wegvaren.’

Het is zo kort geleden, de wereld van maagdelijk Noord die hier wordt geschetst. Als ik nu naar de pont fiets, komen me drommen toeristen tegemoet. Ze willen schommelen op het dak van de voormalige Shell-toren, de A’DAM Toren, of gaan pal tegenover Eye Filmmuseum naar This is Holland voor een soort droomvlucht. Ik was bang dat ik ’s nachts bij terugkeer uit de stad alleen op de pont zou staan, niet kunnende vermoeden hoe populair Noord werd, ook voor nachtmensen. Ik krijg als mogelijk getergde buurtbewoner tickets voor ieder dance-event in de brievenbus.

Hanna Bervoets zag ze in 2011 al komen, de yuppen. Er worden posters opgehangen in Lieve Céline, in wat ik denk dat de voorloper is van de Primera: Pas op, de yuppen komen. De eerste nieuwkomers hebben het op de Nieuwendammerdijk voorzien. Brooke ziet dat ze anders zijn: ze hebben allemaal een fiets en hun kinderen dragen helmpjes. En voor hun ramen hangen posters. Een beter milieu begint bij jezelf.

Vier jaar later zou muzikant en schrijver Massih Hutak het in Jij hebt ons niet ontdekt, wij waren hier altijd al cynisch hebben over Het Beloofde Land. ‘Ik vraag me sterk af of de betonnen skeletten van de half-affe gebouwen ooit een ziel zullen hebben.’ Nog weer vier jaar later zijn die gebouwen gewoon af, er staan planten op de balkons, mensen pakken hun fiets, gaan naar de film in FC Hyena. Kijk ik uit m’n raam, dan zie ik hijskranen en bomen, zij aan zij.

Het is nog maar zeven jaar geleden dat ik twijfelde of ik wel wilde intekenen op een bouwproject in Noord. Aan de andere kant van het water? Wat had ik daar te zoeken? Nu loop ik naar de markt op het Mosplein zoals mijn tante Rie dat al deed, met een beetje mazzel kom ik haar dochter, nicht Annemarie, tegen. Er is een Vomar en Albert Heijn, Etos en Kruidvat, een visboer en een bakker, en sinds kort is er een Hema. Een kleine, zonder kampeerspullen, maar wel kan ik er een pomp kopen om een zwembadje op te blazen. Aan de overkant nog steeds koffiehuis Blokker. ‘Maar daar kom je niet als je er nooit komt’, legt Brooke uit aan Céline Dion. ‘Loop je er naar binnen, dan stoppen de mensen met praten en staren ze naar je.’

Wat er toen nog niet was, pal naast de Primera: een belangengroep die zich tooit met de naam Red Amsterdam Noord. Iedere keer als ik die leus zie in de etalage denk ik aan Hanna Bervoets, en Lieve Céline.

stem: marja pruis

titel: en nou wil iedereen naar noord

perspectief: dichters/denkers. Amsterdamlezen. Zo lang Amsterdam bestaat, dit jaar 750 jaar, wordt erover en erín geschreven. Komende weken lezen we moderne klassiekers die zich afspelen in de diverse buurten van onze geliefde hoofdstad. We trappen af met Noord en gaan nog naar Oost, Zuid en West, aan de hand van onder meer Tirza van Arnon Grunberg, Advocaat van de hanen van A.F.Th. van der Heijden en Pijpelijntjes van Jacob Israël de Haan.

bron: de groene amsterdammer nr. 30 (23 juli 2025)

mopw: meerstemmige encyclopedie