‘Geduld: een minder ernstige vorm van wanhoop, als deugd vermomd.’ Ambrose Bierce

Ik jaag op boeken, op straat, in huizen, in boekenkastjes, maar stuur geen hond vooruit. Als ik preciezer ben, ben ik een verzamelaar, een hosselaar, een dealer, een bessenplukker. Ga langs mijn vertrouwde plekken, stop de buit in een mandje, lach om enkele woorden in het Duivelse woordenboek van Ambrose Bierce, ga aan het werk, kopieer enkele lemmata. Satire geeft het boek samenhang. Een woordenboek is een lui boek, een makkelijk ordening, je hoeft niet naar de structuur te zoeken, die is vanaf de eerste pagina duidelijk: alles met een beginletter past erin. Na twintig woorden valt het boek in stukken. Iets in mij verkruimelt. Ik kan het terugzetten in een kastje, mee naar huis nemen, iemand cadeau doen, voor een appel en een ei verkopen. De inkoper op het kleine scherm biedt dertig cent (tweederde ei), verkoopt het voor 10 euro 25.