Het plezier van de ontdekking, de verrassing, iemand is me voor geweest en heeft Veranderen: methode van Édouard Louis in het boekenkastje gezet. Dat is net gebeurd, een omgekeerd ongeluk, anders zou het weg zijn. Ik pak het boek: toeval dat mij toevalt, dat ik niet afweer, ik laat mijn schild zakken, het harnas waarmee ik door de stad fiets.
Iets schrijven koppel ik vanzelf aan lezen, zonder het plezier van een paar regels proza – of beter, het leesavontuur van een nieuw boek – begin ik meestal niet. Dat is niet helemaal waar, soms schrijf ik wat ik zie, een duif die boven mijn hoofd en langs de mensen scheert, door de schuifdeuren van het winkelcentrum. Hij landt op de stalen balk in de nok waar hij een nestplek heeft gevonden (warm en droog en kunstmatig en licht, de glazen dakkapel moet heerlijk zijn).
Waar ik me meestal tevreden stel met een beloning achteraf – het zoet na het zuur, loon na werken, het zachte smeltend laagje caramel dat overblijft van een reep na het plichtmatig wegkauwen van een grauwe taaie stopverfvulling – keert schrijven dat om, alsof ik het lichte schuldgevoel dat kleeft aan lezen nodig heb om tot schrijven over te gaan, wat altijd voelt als mild strafwerk na klakkeloos, ongebreideld, heerlijk lui lezen, waarvoor iemand anders de arbeid heeft geleverd.
Dingen doen die niemand me oplegt: postzegels kopen (terwijl ik kosteloos digitaal kan communiceren), ‘hallo’ zeggen als ik een buurman tegenkom, een mentale schuld inlossen na uren lezen. Leven volgens je eigen wetten en die opschrijven lucht niet per se op, zoals kijken in de spiegel niet per se opwekkend is: rimpels, wallen, een zekere vervreemding omdat je met de buitenkant minder tijd doorbrengt dan de binnenkant (tenzij je elk kwartier selfies post of klaarzet om te posten of klaarzet en weggooit voordat je ze post).
Wat ik wil zeggen: ik heb zojuist de eerste 55 pagina’s gelezen. Hij, Édouard Louis / Eddy Bellegueule, mooibek, heeft het geweld en de vernedering en de scheldwoorden nodig om zijn dorp te ontvluchten, om anders te worden dan hij tegen wie hij vertelt, en de hij daarvoor en die daarvoor.