Ik lees wat ik tegenkom, wat vaak betekent dat ik lees wat iemand die ik lees tegenkwam met als voordeel dat ik weinig keuzes maak. De onrust verplaatst zich van wat te kiezen (en in het kielzog daarvan: was dit een goede keuze?) naar wat is er, wat kan ik maken?  

Ik maak een tuinpad van stenen, een mozaïek. Elke paar jaar hoog ik het één stoeptegeldikte op, maar nu, verrassenderwijs, ga ik de bedding verleggen, om ruimte te bieden aan de bordeauxrode Japanse esdoorn, een kleine struik die ik plante toen ik hier kwam wonen. De takken duwen me opzij.

Ik wissel het werk af met koffie en lezen, de leespauzes worden steeds langer.

‘Heeft u honger?’ vraagt een Amerikaan aan een Japanner die liever niet direct antwoordt. Wilt u thee of koffie (na de maaltijd). Wilt u suiker of melk in uw thee, uw koffie? Wilt u Scotch of Bourbon? De Amerikaan noemt dat vrijheid, de Japanner wil dat de gastheer die dilemma’s voor zijn rekening neemt. De Japanner verlangt dat iemand voor hem zorgt, hem in de watten legt. De maaltijd mocht hij niet kiezen, waarom wel drank? (Takeo Doi, The Anatomy of Dependence)

Amae noemt Takeo Doi het fenomeen dat hem begon te dagen toen hij langere tijd in Amerika verbleef. Amae is typisch Japans, maar omdat Japanners mensen zijn ook iets typisch menselijks. Een toestand van passieve afhankelijkheid, een kind aan de borst dat verwend en verzorgd wil worden. Amae strekt zich uit tot ver in de volwassenheid. Amae is kenmerkend voor de Japanse volksaard. Self-indulgence.

Ik haal plezier uit gebruiken wat zich aandient, ik voel me geweldig als ik iets bruikbaars vind, al is het waarschijnlijk andersom, ik gebruik wat ik vind waardoor het lijkt of ik het altijd al nodig had. Amae, het dient zich aan. Dat ben ik! Ik wil verwend worden, ik ben er klaar mee dat ik alles zelf in gang zet. Nooit leuk gevonden.

Het is vakantie en ik ruim de schuur op. Achter potten verf ligt opgekruld als een opgerolde naaktslak De litteraire salon van Andreas Burnier. Op de kaft staat een Van Gogh-achtige afbeelding, getekend door Peter van Poppel. Interieur van een café, mensen met hun hoofd rustend op hun arm rustend op een tafelblad, rode muren (Matisse), witte lampen die geel stralen, een klok, een vrouw met een zweep op een biljarttafel (niet zo Van Gogh). Ik lees de eerste vier bladzijden. Burnier/dochter ziet hoe vader de krant leest en somt op wat hij leest, en hoe, de volgorde doet ertoe. Eerst de beurskoersen van de ‘olies’, daarna het weerbericht, dan het hoofdartikel, het internationale nieuws, de advertenties. Culturele artikelen leest hij niet, behalve over Rembrandt, Beethoven of Shakespeare. Hij leest moeder het belangrijkste nieuws voor, op een speciale toon die hij verder nooit gebruikt. Over de beurs en het politieke nieuws spreekt hij niet met haar. Als de wereld was vergaan, zou zij het één dag later hebben bemerkt.

Volkomen tevreden sluit ik het boek, een ontmoeting als op een treinstation. Je gluurt door het raam en ziet in een coupé aan de overkant van het perron een persoon, een stuk trui, koptelefoon, een vermoeden, een spiegelbeeld. Je ziet elkaar 1 minuut, twee dikke lagen veiligheidsglas ertussen, dan vertrek je.