Ik sta op. Zon schijnt. Gisteren stond de maan laag boven de Wilmkebreekpolder toen ik terugfietste. Een goudoranje bol. Het was donker. Je komt uit werk en het is donker als de nacht. Iemand achter me stopte ook, de dijk veranderde in een platform: we keken naar een lancering van iets, we wachtten, klikten geluidloos. De kleur zwart trok zich na twaalf uur terug. Ik stond op. Ik kijk naar herfstbladeren (geel en rood). Ik luister naar een podcast over Als de dieren. Ik ga naar oceanofpdf. Ik download Als de dieren, ben benieuwd naar de scene met het experiment over de octopus: hoe dat dier zichzelf opoffert voor haar nageslacht. Niet wegkijken. Gruwelen aanschouwen. Dat is literatuur. Ik ga naar de site van de bronzen uil. Ik nomineer Nachtschade, het boek uit de lijst dat ik heb gelezen. De zon en de maan zijn metgezellen, net als de boeken en de metaforen. Ik ben in de tuin een pad met stenen aan het leggen. Het zand komt van de bouwmarkt. Ophoogzand ligt naast zilverzand. Ik neem schelpenzand. Stenen vind ik moeiteloos in Amsterdam, ze liggen op straat. Ik steel boeken, stenen, afbeeldingen van de maan, wacht op de regen die de tuin onder water zet. Wacht op januari, februari, hoop dat het pad hoog en droog ligt, een kleine meanderende dijk in de achtertuin. Links en rechts wat struiken, een Japanse es. Ik kijk naar mijn experiment. Lees hoe een vrouw in het boek van Lieselot Mariën een tiental octopussen in een tank stopt; haar doel: observeren. Kijken tot de tranen van het staren in je ogen staan. Ze kijkt hoe de octopussen paren, hoe ze jagen, hoe ze nadat ze hun eitjes leggen steeds minder gaan eten, hoe ze op hun legsel broeden als diepzeekippen op hun nest, hoe ze hun eitjes aaien en er zachtjes water over blazen en hoe ze met iedere dag die voorbijgaat zich minder voeden, om uiteindelijk helemaal te stoppen met eten. Hoe ze wanneer de eitjes uitkomen, hun legsel verlaten en zichzelf tegen de wand van de tank beginnen te slaan. Keer op keer smijten ze hun verzwakte lijf tegen het glas, alsof ze hun verblekende lichaam zo snel mogelijk kapot proberen te krijgen. Eén wijfje begint voor haar ogen met het verscheuren van haar eigen huid.
‘Het is een klier in hun ogen,’ zegt de vrouw en ze probeert niet te huilen. ‘Die klier scheidt een soort zelfvernietigingshormoon af bij gedekte wijfjes. Geen enkele octopus overleeft de geboorte van haar eigen jong.’ Aldoor had ze geweten waar zij en haar octopussen naar onderweg waren. Ze kende het protocol van het experiment, ze had het zelf geschreven. Het was haar eigen, ijselijke wetenschappelijke nieuwgierigheid die haar tot getuige had gemaakt. Ik lees Lieselot Mariën en denk: wachten en kijken naar je experiment, naar het onverbiddelijke einde, niet wegkijken.