Op het strand in Dungeness staat een oud huisje. Prospect cottage. Achthonderd meter verderop staat een kerncentrale. De zon gaat er — vanaf de cottage gezien achter onder. In 1986 kocht de Britse filmmaker Derek Jarman het houten huis. Strand, maar niet zoals wij dat kennen. Geen zand, maar kiezels. Ooit ben ik er heel dichtbij geweest, in het stadje Rye, maar toen was ik nog niet bezig met tuinieren, zei de naam Derek Jarman me weinig, en had ik al helemaal geen weet van mijn eigen tuin. In 1995 verscheen Derek Jarman’s garden, een boek met foto’s van de tuin die hij er in de loop van de jaren aanlegde, aangevuld met dagboekaantekeningen en gedichten. Hij was toen al een jaar dood. Hij werd tweeënvijftig jaar. Een in mijn ogen prachtige tuin, op een plek waar alleen al de gedachte aan een tuin bijna onvoorstelbaar is. Wind, zout, kiezelstrand. Vol met oud, verweerd hout en verroest ijzer. Steencirkels. Een tuin zonder hek, de mooiste foto’s ervan zijn die waarop de voorgrond scherp is en in de verte wazig de enorme kerncentrale te zien is. lk ken het boek omdat een vriend het me ooit liet zien, het lag in zijn vakantiehuis in Noordwijk. Een huis met een tuin, een tuin waar ik hem zo nu en dan in hielp. Jaren later kocht ik het boek zelf. Uit de teksten in het boek blijkt dat de tuin Jarman vooral op het einde vrede schonk, zonder dat hij het met zoveel woorden zegt. Soms schrijft hij dingen die me ongemakkelijk maken. ‘Ik kan urenlang stil naar een plant kiiken, dat brengt rne vrede. lk beweeg me niet en ik staar.’ Ik ben altijd een beetje huiverig voor zulke bijna religieuze beschrijvingen van tuinmensen. Aan de andere kant: als hij er plezier in heeft, waarom niet? Het kan natuurlijk ook zo zijn dat het iets is wat hij opschrijft, niet iets wat hij daadwerkelijk doet. ‘Mijn vroegste herinneringen zijn die aan de oude grasmaaier waarmee we zwoegend het gras maaiden. Ik ben zo blij dat er in Dungeness geen gazons zijn. De ergste gazons – nu we het er over hebben: de ergste tuinen liggen langs de kust in Bexhill, in straten als Close en Crescent. Dit zijn de tuinen die Gertrude Jeckyll een hartaanval zouden bezorgen, of haar in haar graf zouden doen omdraaien. Het komt me voor dat gazons tegennatuurlijk zijn, kaal en vaak versleten – de vijand van een mooie tuin. Voor hetzelfde geld kun je een jaar lang groenten telen: snijbonen, bloem- of andere kolen, doorschoten met anjelieren en pioenrozen, klaprozen en riddersporen. Zou dat het landschap niet veel mooier maken en ons behoeden voor het tuinterrorisme dat momenteel heerst?’ Ja, hallo, denk ik dan, zelfs als je had gewild, had jij nooit een grasveld kunnen hebben daar. Kun je iets verafschuwen en afwijzen als je het zelf nooit zou kunnen hebben? Vreemd, die afkeer van gazons, het zal te maken hebben met zijn stijve, Britse burgerlijke afkomst waaraan hij vast en zeker probeerde te ontsnappen. Mijn gazon (‘Es gibt hier keine Rasen,’ zegt buurman Klaus streng. `Nur Wiesen.’) is een ramp en toch geef ik het niet op. Al was het alleen maar omdat hier vrienden komen die er languit op gaan liggen. Die bestaan nog. Halfnaakt op het gras, in de brandende zon, de lijven allang niet jong en mooi meer. En nog iets: als je geen gazon hebt, waar moet je dan badmintonnen? Derek Jarman geeft af op de zogenaamde National Trust-tuinen: ‘[They] must have a central nursery as all their gardens look like that. […] If a garden isn’t shaggy, forget it.’ 

Daarin verschillen hij en ik nogal, ik heb niets tegen gazons, ik heb niks tegen die prachtige tuinen die je overal in Engeland vindt, die ‘so manicured’ zijn ‘that not one plant seems to touch its neighbour’. Ik ben geen tuinnazi: alles is prima, al neemt dat natuurlijk niet weg dat ook ik weleens zucht als ik bepaalde tuinen zie, of een afkeurende opmerking maak. Maar dat laatste bijna altijd onder mijn adem; waarom zou je de betreffende tuinier zijn plezier ontnemen? Waarin ik me vooral met Jarman verbonden voel is het maken. Het langzame ontstaan van een tuin, waarin zeker ook voorwerpen hun rol spelen. Objecten, stenen, houten palen, verroeste rieken en complete bouwwerken van takken. Er staat een foto in het boek van Jarman die met een grote tas op jacht is naar mooie stenen. Dat deed en doe ik ook: te voet verzamelen, met dertig kilo op je rug naar huis, en na het verwerken van het gevondene intens tevreden zijn, vooral door de moeite, het zweet, het zelf doen. Het maken. De tuin van Derek Jarman is een kunstwerk. Mijn tuin — wat anderen er ook van mogen vinden — is eveneens een kunstwerk: hij is gemaakt, gevormd, ontfutseld aan oprukkend bos en onkruid. 

Door met opzet geen hek om zijn tuin te plaatsen, wilde Jarman aangeven dat hij zijn kunstwerk beschouwde als natuur. De dood aan de gazons! Mooi vind ik het Duitse woord Zaun. Dat betekent ‘hek’. Zaun en tuin zijn een en hetzelfde woord. Als je midden in een weiland of in een bos, de woestijn, waar dan ook, een hek plaatst, een gesloten hek, maak je die plek al tot niet-natuur. Een mens doet iets, grijpt in, plaatst een artefact, een kunstwerk. Wat mij betreft had Jarman best een hek om zijn tuin mogen plaatsen. 

De strengheid van Jarman voor wat betreft het wezen van een tuin, voor wat mooi en goed is en wat niet, weerspiegelt trouwens zijn aard. Zijn films zijn vaak visuele, bonte spektakels, maar niet altijd even helder. ‘Moeilijke’ films, filmhuisfilms, met thema’s als homoseksualiteit, dood en religie. Toen hij als gevolg van de aids blind was geworden maakte hij Blue, een film van een uur van een blauw scherm, met geluid; stem-men, flarden tekst, vogelgekwetter, gezang. In feite een filmische weergave van het staren naar die ene plant, met mogelijk vrede in zijn hart, een soort halfslaap vol Vergangenheit. Een opmaat naar de dood. Meer dan een voor bioscoopbezoekers aangename, fijne, mooie film maken, wilde Jarman zich uiten, zijn gevoelens en gedachten duidelijk maken, misschien wel voornamelijk voor zichzelf. Precies dat heeft hij gedaan in de tuin rondom Prospect Cottage in Dungeness. Is dat altijd zo? Zal een tuin altijd de aard van de tuinier weerspiegelen? Kun je aan een tuin zien hoe de mens is die de tuin schiep? 

Om een deel van mijn tuin staat een hek, de oprit wordt afgesloten door een poort. Opgericht voor mijn hond Jasper, die nooit bij me wilde blijven. Het is zijn hek, zijn poort. Tegelijkertijd is het ook mijn hek. Ik houd van de duidelijicheid van een hek. De veiligheid. Het overzicht. Dat zijn ding en die ik nodig heb in mijn leven. Het hek is niet bedoeld om mensen of dieren buiten te houden. 

stem: gerbrand bakker

titel: gazon

perspectief: over cultuurlandschap en natuur

bron: rotgrond bestaat niet (2018)