18 december [Schwarzbach]
BVN [het Beste Van Nederland – ‘Dat klopt niet: zo’n beetje de helft van de programma’s is Vlaams’ ] was ook zo vriendelijk Het Groot Dictee uit te stralen. Dat begrijp ik wel: Nederlanders die over de wereld uitgezworven zijn hebben heimwee, steeds meer naarmate ze ouder worden. Het schijnt dat alzheimerpatienten in Australië of Canada vanaf een bepaald moment alleen nog Nederlands kunnen praten, zelfs al wonen ze er al zestig jaar en ze geen idee hadden dat al die vreemde woorden en zinnen nog ergens in hun achterhoofd huisden. Zoals gebruikelijk had ik veel meer fouten dan het gemiddelde, en dat begon al met het woord dictee, dat met een hoofdletter geschreven moest worden. Bizar. Het was een jubileumdictee, dit was het 25e jaar. Die hele kwarteeuw lang wordt het gepresenteerd door Philip Freriks en al sinds ik het zie en al dan niet meedoe, vraag ik me af waarom. Hij kan het bijvoorbeeld niet laten met opzet ten minste een woord fout uit te spreken. Ook maakt hij tijdens het voorlezen totaal nutteloze opmerkingen, waardoor je de kluts kwijtraakt. ‘Hou toch je bek!’ roep ik dan naar de tv. Ik heb het niet op Philip Freriks, om het zacht uit te drukken. Dat heeft een oorzaak: ik ben zo iemand die niets vergeet. Niets. Jacobine Geel kwam natuurlijk met de onvermijdelijke vraag: ‘Hoe zachtmoedig ben jij zelf?’ Ik dacht even na en kon niets anders antwoorden dan: ‘Ik doe mijn best, meer kan je niet doen.’ De omweg stond in 2011 op de shortlist van de Libris Literatuurprijs. Ik was daar ongelofelijk blij om en zat nogal geëmotioneerd in Krasnapolsky te wachten tot we opgehaald zouden worden om naar de Nieuwe Kerk te gaan, waar de officiële bekendmaking van de shortlist plaats zou vinden. Dat doet René Appel altijd, dat is de zachtmoe-digste ophaler ter wereld. Peter Buwalda keek me stomverbaasd aan. Waarom zo blij, opgelucht bijna, waarom zo aangedaan? Ach man,’ zei ik. ‘Jij hebt nog maar een boek.’ Philip Freriks was dat jaar juryvoorzitter. Na afloop van het officiële deel werd er nog wat gedronken en geknabbeld. Ik kwam op een bepaald moment aan de statafel te staan waar Freriks ook stond. Of hij kwam bij ons aan de tafel staan, dat weet ik niet meer. Eerst wist hij niet wie ik was (dit was dus na de bekendmaking die minstens een half uur geduurd had), en toen dat duidelijk werd, ging hij los. Hij vond De omweg geen goed boek. ‘Ik stuitte op allerlei rare woorden,’ zei hij. ‘Kissing gate, stile. Ik begreep er niks van en ben gestopt met lezen.’ Ik weet werkelijk niet meer wat er daarna allemaal nog gezegd is, wel dat de woorden francofiel (Freriks) en anglofiel (Bakker) gevallen zijn. De voorzitter van een jury die gaat bepalen welk boek de Librisprijs wint! Misschien had ik vanaf dat moment alle hoop al moeten laten varen. Hoe dan ook, ik vergat dat niet en moet er telkens als ik hem zie aan denken. Dat zo’n man met een uitgestreken smoelwerk je kan degraderen tot een zwetend schrijvertje dat zich nog net niet verslikt in een slok witte, droge wijn. Vlak daarop liep ik hem tegen het lijf op het Boekenbal. Ondanks alles zei ik: ‘Hé hallo!’ Hij keek me aan, schudde een beetje met zijn hoofd, alsof er daardoor een naam los zou rammelen, of een herkenning zelfs zonder naam. Er kwam niets. Hij beantwoordde mijn groet niet en liep door. Hij heeft zelf een boek geschreven dat Les Chats de Lili heet. Zijn vrouw heet Lili en die schildert katten. Hij heeft er teksten bij gemaakt en spreekt over zichzelf als ‘Monsieur Lili’: ‘Lili heeft een bijzondere relatie met katten. Een van hen heeft haar weer aan het schilderen gezet. Zwierig als de gelaarsde kat sprak hij haar toe. En toen moest ze wel. Elke kat heeft een verhaal. Dat werd het domein van monsieur Lili. Zo wordt hij genoemd in Frankrijk. Le monsieur de madame. Zo ontstonden de geschilderde en geschreven portretten van de katten van Lili. Van Jimmy uit Utrecht tot Panthere uit Hollywood, van Floyd in Parijs tot Plume die George Sand wil zijn.’
stem: gerbrand bakker
titel: 18 december [Schwarzbach]
bron: jasper en zijn knecht (Arbeiderspers, 2016)
perspectief: In 2012 koopt Gerbrand Bakker in de Duitse Eifel, Schwarzbach, een oude woning, misschien om te vluchten voor een plotselinge afkeer van het schrijven. Hij begint bomen te kappen op het omvangrijke stuk grond dat erbij hoort en vertimmert zijn huisje dat het een lieve lust is. Al gauw verzekert hij zich van gezelschap dat zou moeten luisteren naar de naam Jasper. Maar het betreft hier een enigszins gedragsgestoorde, nauwelijks te disciplineren hond die lange tijd een blok aan zijn been zal zijn. Vanaf december 2014 maakt Bakker korte metten met zijn schrijfcrisis door een jaar lang een dagboek bij te houden, waarin hij over zijn dagelijks leven in de Eifel vertelt en terloops diep in zijn eigen, nu eens deprimerende dan weer uitbundige verleden duikt. En zo komen we uit bij reizen en prijzen, ouders en grootouders, de literaire wereld en het hovenierswezen, zijn schaatscarrière en studentenleven, zijn schrijverschap en nog duizend andere dingen, van muizenissen tot kapitale kwesties.