Toen de jonge Zwitserse Mary Mallon begin deze eeuw aan de tocht over de Atlantische Oceaan begon om een nieuw leven in de Verenigde Staten op te bouwen, was ze onbewust van het feit dat ze voor velen van haar medemensen de dood zou gaan betekenen. Ze was draagster van de bacterie waardoor tyfus wordt veroorzaakt. Maar noch Mary noch anderen wisten dat, omdat ze zelf immuun voor de ziekte was, en dus niet de gebruikelijke symptomen had. Tijdens de overtocht hielp Mary de scheepskok en leerde van hem koken. Via het voedsel dat ze mee hielp bereiden, besmette ze de meeste andere emigranten aan boord. Toen het schip de haven van New York binnenliep, waren minstens honderd opvarenden aan tyfus gestorven, met inbegrip van de kok die haar had leren koken. Officieel werd de schuld voor de tyfusepidemie aan de slechte levensomstandigheden aan boord toegeschreven. Eenmaal in de Verenigde Staten toegelaten, zocht Mary werk als kokkin en werkte in verschillende huishoudens, waar ze steeds opnieuw mensen besmette. Pas na jaren en na vele zieken en doden werd Mary’s rol als draagster van de tyfus-bacterie duidelijk. Ook zelf begon ze langzamerhand te beseffen dat ze mogelijk verantwoordelijk was voor de vele sterfgevallen in haar omgeving. De laatste jaren van haar leven bracht ze voor een groot deel min of meer vrijwillig door in instituten, om zodoende het contact met anderen tot een minimum te beperken. Mary stierf in 1938. Niet aan tyfus maar aan een hersenbloeding.

stem: rené diekstra

titel: besmettingsgevaar

perspectief: in meer dan dertig korte hoofdstukken wordt een heel scala van vragen en problemen op belangrijke levensterreinen besproken

bron: denkwijzer, psychologie voor dag en nacht (ambo, 1988)

[Zijn we als Typhoid Mary? Ontketenen we overal waar we gaan rampspoed en ellende maar voelen we ons niet ziek? Ik leef onbekommerd, vergaap me aan de software die in twee seconden bovenstaande tekst heeft gegenereerd op basis van een foto van een pagina in een boek. Ik houd van elke innovatie die monnikenwerk makkelijker maakt. Ik wend mijn blik af van het schermpje en zie dat de buurman overal parasols heeft gezet, alsof zijn achtertuin vandaag een drukbezocht strandje is. Daaronder ligt niet hij maar staan zijn bloemen en gewassen. De hitte vind ik heerlijk. Ik ontdooi. Stramheid verdwijnt. Ik voel de verleidelijkheid van na mij de zondvloed, niet de schrik van de kreeft die plots ontdekt dat hij gekookt wordt, geen ‘negatief eureka’.]