Toeval bepaalt wat ik de dag lees. Ik scan barcodes op boeken. Als ik beet heb – als het systeem iets biedt in ruil voor een specifiek ISBN-nummer, 30 cent, 1 euro 10, 2 euro 30 – verkoop ik het. Voor ik het in de doos stop, lees ik het. Vandaag Detlev van Heest, De verzopen katten en de Hollander (3 euro 70), ik lees één verhaal over mevrouw Suzuki. De ondergaande zon, Osamu Dazai (30 cent), over Kazuko, een vrouw van 29 jaar die leeft met haar moeder en later met haar broer, en die alle spullen moet verkopen (een aristocratisch leven in verval), en On writing van Adam Philips (1 euro 10). Ik koop van de opbrengst tweeënhalve beker ijskoude Starbucks cappuccino. De koffie smaakt als een vloeibaar juweel, ik spoel die niet gedachteloos door mijn keel, zuig door een rietje van karton dat slap en vochtig wordt. Omdat ik de boeken nooit meer zal zien krijgen ze glans. Ik lees ze onmiddellijk, nip de woorden als hete soep geluidloos voorzichtig van de zijkant van een lepel, zoals Kazuko op de tweede pagina doet. ‘Ik eet vreugdeloos volgens de etiquette.’ Het boek is geweldig, ik kan met geen mogelijkheid afstand doen van het boek, ik prent de woorden in zoals een pasgeboren ganzenkuiken de aanblik van zijn moeder, hobbel in het kielzog van Kazuko’s gedachten het verval in. Ik ben Kazuko, illusieloos, onderga gelaten wat gebeurt, pagina na pagina: verkoop huis (villa) na de dood van vader, gedwongen vertrek naar het platteland na de oorlog, terugkeer van aan opium verslaafde broer uit die oorlog, ongelukkig liefdeloos samenzijn en scheiding van een man, doodgeboren baby waarnaar gehint wordt. Eén voor één verdwijnt alles uit haar leven, armbanden, halssnoeren, kledingstukken, kimono’s, ceintuurs, een manier van leven – maar (lichtpuntje?) ook de angst voor de geleidelijk aan vervagende meisjesachtige frisheid. Bij dat alles zulke frisse heldere fatalistische gedachten, opmonterend als een krachtige visbouillon. ‘Ik verlangde terug naar die tijd waarin ik in alle gemoedsrust dacht dat het leven van een vrouw afgelopen was wanneer zij dertig was.’ ‘Wanneer het lukt wat je graag wilt, dat vind ik een goed leven.’ Weinig lukt Kazuko. Het leven blijkt groter dan iets willen, al kun je of het een goed leven was wellicht pas aan het einde van een leven zeggen. Het wachten, dat is de in omvang allesbepalende emotie in een mensenleven. ‘Hoor ik nu wel of niet de voetstappen van het geluk naderen in de gang? Nee, het was niets.’ Net als Kazuko actie wil ondernemen – ook na 30 bestaat zoiets als een vrouwenleven – verslechtert de situatie van haar moeder met wie ze (‘verpleegster en trouwe dienstmeid’) samenleeft en van wie ze zielsveel en in zwijm houdt. 

Na de radeloosheid rond het ziekbed en sterven van haar moeder, het idee alleen verder te moeten, wereldvreemd wezend, met een brassende broer, bankroet, voelt Kazuko ook iets van geluk omdat eindelijk het diepst van de put bereikt is, die gruwel van onafwendbaarheid brengt gemoedsrust, een ontluikende wil tot actie zelfs, een wanhoopsactie, na al dat vergeefse wachten: ze wil een kind van een vreselijke, verloederde, zich dood drinkende man die ze één keer, zes jaar geleden, heeft gekust en over wie ze zich in het hoofd heeft gehaald dat hij haar liefde is. Misschien is het beter niet te klagen over de manier waarop iemand zijn leven, eenmaal ter wereld gekomen en daartoe gedwongen, ten einde leeft. Misschien is leven voor iedereen een grootse ondraaglijke onderneming. Slempen als redmiddel.

Ik lees in de krant dat mentale uitputting op de loer ligt, bij rampspoed (oorlog, rampen, instortende infrastructuur, langdurige stroomstoringen, verblijf in schuilkelders). Wat als rampspoed je altijd begeleidt omdat de samenleving zoals die was verdwijnt? Zijn er mensen die floreren bij rampspoed? Kazuko – huilend, zelf willen sterven als het eventjes wat slechter gaat met moeder, overgeleverd aan doktoren die niks kunnen, een oom die met tegenzin helpt, een broer die zich en hen in de problemen brengt – blijft monter. In haar borst huist behalve de duif, de liefde, de slang, voorteken van onheil, het kwaad. Het beeld van de moederslang die twee dagen op rij vergeefs haar eieren zoekt die Kazuko wilde verbranden en toen dat niet lukte begraven heeft vergeet ik niet snel.