Ik ben een hartstochtelijk lezer. 

In zeven gelukzalige dagen waarin niemand stoort lees ik Gomorra (Roberto Saviano), Uit en thuis (Karl Ove Knausgård en Fredrik Ekelund), Tegendraads (Lionel Shriver), I never promised you a rosegarden (Hannah Green), The collected schizophrenias (Esmé Weijun Wang), Het goede verhaal (J.M. Coetzee en Arabella Kurtz) en Treurwil (Rik van Puyenbroeck).

Coetzee heeft het in Het goede verhaal over het fenomeen dood lezen waarbij de woorden op een bladzij nooit tot leven komen, een steriele, onaantrekkelijke ervaring. Je steekt allicht iets op, maar je gaat nooit van lezen houden. Literatuur blijft een dichtgeklapte oester. Levend lezen daarentegen is de geheimzinnige aangelegenheid waarbij je in de stem kruipt die vanaf de bladzij spreekt en die je je eigen maakt. Je voert een soort innerlijke dialoog met jezelf. Zo’n dialoog, geprikkeld door iets van buitenaf (‘stem van een ander’) kan zaken inzichtelijk maken, heeft iets therapeutisch. Taak van de schrijver om dat fantoom te creëren, inclusief de ingang die de lezer in staat stelt in het fantoom te kruipen. 

Ik lig heerlijk – donsbedje, ijskoude cappuccino van Starbucks en 36 Bazooka kauwgums met om elk roze geribbeld steenhard plakje dat ik uit angst voor tandbreuk nauwelijks durf door te bijten een Amerikaans stripverhaaltje gewikkeld (een grap) – onder een schuin zolderkamerdak dat lekt in de regenmaanden. Ik word al die levens ingezogen. Het voelt vitaal, ik roetsj zonder weerwoord de pagina af. Lezen is versnellen, de bocht door. Dat, of ik sla een boek dicht. 

Schrijven, je kenbaar maken aan een ander, vertraagt, alsof je steeds opnieuw een pauzeknop indrukt, een effect dat versterkt wordt door letter voor letter te schrijven op een kleine telefoon. Van duizenden onbewuste indrukken maak je enkele bewust. 

Schizofrenie betekent je zo bedreigd voelen dat je innerlijk het overneemt. Het isolement is totaal. Mensen denken dat je gek bent. Mensen om je heen zijn dood, of je bent het zelf. Je overweegt zelfmoord maar dat betekent enkel dat je gedoemd bent alles wat je nu doet nog steeds te doen, je bent immers dood. Er is geen uitweg. De verdoemenis waarin je verblijft is erger dan verlies, pijn, verwonding, rouw – omdat die weliswaar vreselijk zijn, maar tegelijk zo menselijk en zo levendig voelen. Je schrijft prachtige essays, draagt designerkleding. Niemand ziet jouw schizoaffective disorder. Of mensen zien dat wel, want je houdt je ogen twee jaar gesloten, je zegt acht jaar zo goed als niks, om als je na 400 sessies van 50 minuten waarin een ander mens zo goed en geduldig is om ook te zwijgen je je ogen opendoet de wereld letterlijk op zijn kop staat.

Een boek toont hoe onbegrijpelijk en onkenbaar de mens is, hoe groot het raadsel. Hoe idiosyncratisch elk leven, elke ervaring. Hoe alleen je staat. The collected schizophrenias laat een glimp zien van hoeveel boeken je zult moeten lezen om met droge ogen te beweren dat ‘lezen empathie vergroot’. Je had hier geen weet van, je hebt het nog steeds niet, je zou het niet herkennen als het (iemand?) voor je staat, want je ziet het niet of vervormd, en nu je het weet, nu je de mogelijkheid onderkent dat zoiets bestaat, weet je nog minder.

Elk verhaal is een mogelijkheid, dat valt te begrijpen, zo had het leven ook kunnen lopen, zo is het gelopen, iemand maakte het mee, schreef het op. Als het boek uit is is het uit. Daar lig je, uitgespuwd door een walvis. De hel is alles wat niet in boeken staat. Je bent blij dat dit jou vooralsnog niet treft.

Literatuur – zo tonen boeken – kan inzicht bieden. Maar kan ook vervreemden. Literatuur is angstaanjagend in zijn bizarre vermogen tot inkapseling. Ze biedt beschutting tegen lijden door het te tonen. Je blijft alleen achter, gebroken, hoeveel plaatsvervangende boeken je ook leest.

I never promised you a rosegarden en Gomorra komen warrig op me over, ze tasten mijn idee over mooie boeken aan. De haast, de onrust. Eén mooie zin beitelen kost een dag. Wie brengt het geduld voor het schrijven van een mooi boek op? Schrijven is godsonmogelijk moeilijk, steeds terugkeren naar hoe het er staat. 

Ik doe een dag over 100 woorden. Maar ik kan niet terugkeren, enkel vooruit, want als ik dat doe, achteromkijk, verkruimelt elke zin onder mijn blik. Ik vernietig de impuls, de vonk, ik priegel aan woorden, redigeer alles stuk, geen gedachte blijft overeind. Ik schrap, schil aardappelen tot ik enkel schillen overhoud die ik in de trog stort van mijn zwartroze gevlekte varken.

Lezen is oneindig makkelijker. Ik laat niet tot me doordringen wat ik lees, mijn opwinding duurt 90 minuten, ik vloek alles bij elkaar, de scheidsrechter is een klootzak, dan lees ik een volgend boek.

[to do invoegen my own private wikipedia, Arjen Robben, Uit en thuis]