Wie schrijft, beschrijft zichzelf, zegt Gerrit Krol. Ik heb het idee dat hij noteert, notities maakt, daarom spreekt zijn boekje me aan. Hij schrijft niet, hij vertelt niet, zijn toon is stijf, dit boekje staat vol ideeën. Verderop – of even later, zegt hij, schrijven is door stijl overwonnen schaamte. Ik denk, schaamteloosheid.

Ik zou niet weten waarom je verhalen schrijft. Waarom het nodig is, bedoel ik. Gerrit Krol doet bijvoorbeeld enkele observaties, die zijn zichzelf genoeg. Hij schrijft bijvoorbeeld: bomen zitten elkaar in de weg. De prachtigste boom krijg je als hij de ruimte heeft. Dat zinnetje staat vanaf nu te stralen.

Je voelt het pure plezier, het enorme gevoel van vrijheid, om je eigen lot, je eigen leven, als je je het lot van andere(n) realiseert: de mens heeft benen, ik kan weglopen, ontsnappen. Weg uit deze vergadering, weg uit deze toespraak, weg uit deze relatie, weg uit dit huis, uit dit leven. Ik ben meer een ding in de tijd dan in de ruimte (ontworteld).

Ik weet niet of woorden woorden veroorzaken of toevallig naast elkaar staan. Zo’n observatie over een boom beklijft natuurlijk niet voor niets. Echt weg – behalve in de geest – lukt niet. Ik herken ongetwijfeld iets in het wezen van die boom zoals Krol hem beschrijft. Er zit wellicht weinig anders op dan net als die boom anderen weg te drukken.

De schrijver, zijn schaamte, en zijn spiegels (Gerrit Krol, Querido)