Hoe honkvaster de volkeren worden, des te rustelozer wordt hun zoektocht, de behoefte aan waarheid en zingeving, een innerlijke onrust, die even nieuw is als de aanblik van de altijd eendere horizon, die elke avond de zon opslokt. – Judith Schalansky, Inventaris van enkele verliezen

Ik prevel, herhaal de namen van de bloemen die ze me aanwees en in een pot heeft geplant: nachtkaars, nagelkruid, hoornbloem – door de Engelsen zomersneeuw genoemd, de Duitsers zeggen zilvertapijt. Wat een vreugde! Je kunt alles altijd anders zien, anders benoemen. De werkelijkheid laat zich niet in één beeld vangen.

Ik kijk de tuin in. De bloemen hebben kleuren, wit komt eerst, en geel, voorzichtig wat blauw. Je kunt er een seizoensklok vol kleur mee maken. Waar heb ik dat ook alweer gelezen? Linnaeus?

De geest van mijn vader is in me gevaren, elke dag word ik een uur eerder wakker en sta ik op, als het patroon zich voortzet kom ik mezelf bij het gaan slapen tegen. Ik maak koffie, open de buitendeur, dwing mezelf tot rust en aandacht en stilzitten en contemplatie, en ontdek dat ze een takje klimop

 – die zich als een groene guirlande om de dingen krult, onverstoorbaar alles wat hij tegenkomt met zijn blad versiert, nooit een andere vorm dan op zichzelf lijkend (een groene ster met vijf punten, één punt langer dan de rest), verschillend van grootte, alsof je verschillende tijdstippen tegelijk ziet, fractalen – 

door de spijlen van het hek van de buren heeft gevlochten. Tillsammans. Ze had haar kamerplanten in de herfst verhuisd, een gigantische Monstera, en dit weekend haar terra cotta potten, ze verlegt haar werkterrein naar buiten. Met een pincet verwijdert ze katjes die op de graszaden die ze heeft gezaaid zijn gewaaid. 

Ik sla, terwijl ze slaapt, Schalansky open en lees ‘het universum groeit, het dijt uit, drijft de galaxieën uiteen, het vlucht bijna, tenminste zo lijkt het, voor de theorieën die het proberen te begrijpen.’

«