De mens heeft talent voor metafoor, voor inbeelding, ‘to think of one thing as something it is plainly not’. Dat zinnetje uit The nearest thing to life van James Wood wil ik bewaren, vermoedelijk omdat het het tegengestelde uitdrukt van wat ik altijd dacht: dat metaforen over gelijkenissen gaan, het zien van het één in het ander, het overhevelen van de eigenschappen van het ene beeld in het andere. Nog altijd herinner ik me het voorbeeld uit een les Nederlands waarin een kameel in ‘het schip van de woestijn’ veranderde – en hoewel een kameel me helemaal geen schip leek, de woestijn geen zee, zand geen water, haar droogte en dorheid juist het tegendeel van leven, stelde ik geen vragen, vermoedelijk omdat ik mee kon gaan met die gedachte. In mijn toegeeflijkheid, kon ik mee. In een goede bui, zeg maar. Maar iets in die gelijkenissen ervoer ik als ongemakkelijk, al kon ik dit ongemak met geen mogelijkheid onder woorden brengen. Enter Ted Cohen, thinking of others, the talent for metaphor (via James Wood). Een metafoor legt juist de nadruk op verschillen, niet op overeenkomsten. Een kameel is nou net niet een schip. De schommelende gang van een kameel nou net niet de schommelende vaart van een schip. In dat verschil zit het. Dat verschil maakt schrijven mogelijk. Anders krijg je A = A. Fiction is the game of not quite (James Wood).