Schrijven over kunst is een parasitaire bezigheid – zonder kunst geen beschouwing. Woorden komen na het wonder dat het werk bestaat.

‘De weerbarstige werkelijkheid waar je als theatermaker mee te maken krijgt, de zwaartekracht die zijn intrede doet, het moeras der compromissen dat je noodgedwongen betreedt – daarmee is allemaal gedeald als de criticus met pennetje en opschrijfboekje op een pluchen stoeltje in het donker driftig notities zit te maken.’ (Sanne van Rijn)

Die gedachte stemt tot nederigheid.
Tot de plicht om goed te kijken.
Wat dat betreft zijn podiumkunsten lastig: het vliegt voorbij.

Over kunst schrijven is schrijven, woorden vinden. Met objectiviteit heeft dat weinig van doen. Ieder zou een andere tekst schrijven. En net zoals in het werkelijke leven heb ik direct een oordeel klaar: stomme man of vrouw, lelijke auto, doodse opmerking, saaie vergadering.

Hoewel het tegendeel het geval lijkt – zo met die letters zwart op wit – is schrijven een momentopname. Morgen denk ik er anders over.

»