De postduif zit nog steeds op tafel, nu al tweeënhalve dag. Het beest kent geen schrik, doet weinig, staat op één poot, strekt af en toe een vleugel, maakt van zichzelf een dikke, pluizige bol waar zijn kop in verdwijnt. Wat mogen we hopen? Er komt geen verandering in de situatie. Hij is te oud om hem op te halen, zegt de eigenaar als we hem bellen. Hij bedoelt zichzelf, hij is 79. De duif is moe, slecht uitgerust voor zijn taak, zeggen we. We bijten op onze tong, we zijn teleurgesteld, volgens internet komen duivenhouders hun duiven ophalen. Neem hem mee, zegt de man, laat hem in Rotterdam los. We beelden ons de situatie in, langs de snelweg. We leren snel. In het duivensportgebeuren gelden regels van de natuur, winnen is belangrijker dan meedoen. Een verloren duif, een duif die niet meer kan, niet meer wil, die niet weet waar Den Haag ligt, is verloren energie. Collateral damage. We zetten een schaaltje rijstkorrels op tafel en bellen een duivensportvereniging in de buurt. Terwijl we wachten, klikken we rond op internet. Om een duif te motiveren terug te vliegen, om het uiterste uit een duif te halen, zorgen duivenhouders dat de duif thuis een jong heeft. Als het om een mannetje gaat, sluiten ze zijn vrouwtje op in een kooi.