Met een vuilniszak naar zolder, de schuur, de kelder, de keuken, met een gevulde terug. Een loods met geboende vloeren, rattenlokdozen tegen de wanden, lege gangen, geen pof en stof. Leegte bestaat niet, lees ik. Alles (materie en licht) is energie. Niets is lang onderwerp van discussie geweest, het bestaan ervan en hoe dan. Sinds Heisenberg denkt men: er kan altijd een deeltje aanwezig zijn. Wanneer ik niet begrijp wat een student schrijft, vraag ik om een ‘illustrate’ zodat ik de essentie voor me zie. Voor het produceren van 1 spijkerbroek is 8000 liter water nodig. Jaarlijks gooien we 34 kledingstukken weg. In een hoeveelheid leegte ter grootte van een wijnvat zit genoeg energie om alle oceanen aan de kook te brengen. De auteur verwijst naar Richard Feynman. Mijn hart maakt een sprongetje. Ik doorzoek mijn log om te zien wat ik van Feynman heb, ik weet zeker dat ik iets van hem bewaard heb, zijn naam lezen voelt alsof ik een oude bekende tegenkom. Out of the cradle // onto dry land // here it is // standing: // atoms with consciousness; // matter with curiosity. Nieuwsgierigheid drijft ons voort, verdrijft ons uit de ommuurde tuin. Er is geen energie-probleem? Misschien wel het temmen, maar niet wezenlijk? Ik lees verder in het boek (Spontane evolutie, Bruce Lipton). Sommigen stellen zich de leegte die ik inadem als gevuld met minitornado’s voor. Dat lukt me niet. Wat me wel lukt, is me voorstellen dat ik met een auto door een tornado probeer te rijden, en dat dat niet gaat. Het gaat met uitzonderlijke kracht en destructie gepaard (ik stel me eenvoudig Twister van Jan de Bont voor, 1996, ik zie een koe op me af vliegen). Het lukt me voor te stellen dat er een enorme energie vrijkomt bij een tornado. En dat adem ik in? Steeds opnieuw? Twaalf keer per minuut? Lezen vereist een voortdurend stoppen met lezen wanneer ik weer een bocht bereik met uitzicht, een dal, de horizon, vijf wolken erboven.