stem: elizabeth bishop
titel: gedichten
bron: raster, jaargang 2004, p. 133 (vert. j. bernlef)

Het razen naast hem neemt hij als vanzelfsprekend aan,
en ook dat de wereld van tijd tot tijd te schudden leek.
Hij rent, rent zuidwaarts, superstipt, stuntelig
in een toestand van bedwongen paniek, een student van Blake.

Het strand sist als vet. Links van hem
glijdt een laagje water schuivend heen
en weer en glaceert zijn donkere broze pootjes.
Hij rent, rent er dwars doorheen, achtgevend op zijn tenen.

– Of liever, op het zand ertussen,
waar (geen detail te min) de Atlantische Oceaan
snel naar achteren en naar onderen trekt. Terwijl hij rent,
ziet hij de korrels meegezogen gaan.

De wereld is een mist. En dan weer
minutieus, onmetelijk en helder. Het tij
is hoog of laag. Hij zou niet kunnen zeggen welk van de twee.
Zijn snavel doelgericht; totaal in beslag genomen is hij,

op zoek naar iets, naar iets, naar iets.
Arme vogel, hij is bezeten!
De miljoenen zandkorrels zijn zwart, wit, geelbruin en grijs,
gemengd met korrels kwarts, roze en amethist.