het geluk van de twee ikken

Iedereen spreekt vandaag over geluk. Ik heb iemand het aantal boeken laten tellen dat de jongste 5 jaren is verschenen met “geluk” in de titel en hij heeft het opgegeven na ongeveer 40, en er waren er nog veel meer. Er is heel veel belangstelling voor geluk, bij onderzoekers. Er is veel gelukscoaching. Iedereen wil graag mensen gelukkiger maken. Maar ondanks die massa’s werk zijn er verschillende cognitieve valkuilen die het zowat onmogelijk maken om rechtlijnig te denken over geluk. 

En ik zal het vandaag vooral over die cognitieve valkuilen hebben. Dit geldt voor gewone mensen die over hun eigen geluk nadenken, en het geldt voor onderzoekers die over geluk nadenken, want het blijkt dat wij net zo in de war zijn als alle anderen. 

De eerste valkuil is de aarzeling om complexiteit toe te geven. Het blijkt dat het woord geluk gewoon geen nuttig woord meer is omdat we het op teveel dingen toepassen. Ik denk dat er één bepaalde betekenis is waartoe we het zouden kunnen beperken, maar alles wel beschouwd is dit iets dat we zullen moeten opgeven en we zullen de meer ingewikkelde visie moeten aanvaarden van wat welbevinden is. 

De tweede valkuil is de verwarring tussen ervaring en geheugen: dat komt neer op het verschil tussen blij zijn in je leven en blij zijn over je leven of blij zijn met je leven. En dat zijn twee totaal verschillende dingen die op één hoop worden gegooid in het concept “geluk”. 

En de derde valkuil is de illusie van focus en het ongelukkige feit dat we niet kunnen denken aan een omstandigheid die impact heeft op ons welbevinden zonder het belang ervan te beïnvloeden. Ik bedoel, dit is echt een cognitieve valkuil. Er is geen enkele manier om dit goed te krijgen. 

Nu, ik zou graag beginnen met een voorbeeld van iemand die tijdens een vraag- en antwoordsessie na één van mijn lezingen een verhaal vertelde. En dit was het verhaal. Hij zei dat hij naar een symfonie had zitten luisteren en dat het absoluut fantastische muziek was en aan het einde van de opname was er een vreselijk krassend geluid. En toen zei hij, echt helemaal geëmotioneerd, dat dit de hele ervaring had verknoeid. Maar dat klopte niet. Het had de herinneringen aan de ervaring verknoeid. Hij had de ervaring gehad. Hij had 20 minuten fantastische muziek gehad. Die waren niets meer waard omdat hij bleef zitten met een herinnering; de herinnering was verknoeid, en de herinnering was al wat hij had mogen houden. 

Wat dit ons bijbrengt is dat we onszelf en anderen zouden kunnen zien als twee personen. Er is een ervarende ik, die in het heden leeft en het heden kent, die in staat is om het verleden opnieuw te beleven, maar die in wezen alleen het heden heeft. De dokter richt zich tot onze ervarende ik – je weet wel, als de dokter vraagt “Doet het nu pijn als ik je hier aanraak?” En dan is er het herinnerende ik, en het herinnerende ik is diegene die de stand bijhoudt en het verhaal van ons leven bewaart, en dat is de persoon tot wie de dokter zich richt als hij vraagt “Hoe heb je je de laatste tijd gevoeld?” of “Hoe was je reis naar Albanië” of zoiets. Dat zijn twee heel verschillende dingen, het ervarende ik en het herinnerende ik en de verwarring tussen beide is deel van de het zootje dat gemaakt is van het begrip geluk. 

Het herinnerende ik is een verteller. En dat begint echt met een fundamentele respons van onze herinneringen – Het begint onmiddellijk. We vertellen niet alleen verhalen wanneer we ons opmaken om verhalen te vertellen. 

Ons geheugen vertelt ons verhalen, dat wil zeggen, wat we kunnen bewaren van onze ervaringen is een verhaal. En laat me met één voorbeeld beginnen. Dit is een oud onderzoek. Dat zijn echte patiënten die een pijnlijke ingreep ondergaan. Ik bespaar u de details. Dit is vandaag niet pijnlijk meer, maar het was pijnlijk toen dit onderzoek liep in de jaren ’90. Ze moesten elke 60 seconden over hun pijn rapporteren. En dit zijn twee patiënten. Dit zijn hun verslagen. En er wordt gevraagd “Wie van hen heeft het meeste pijn gehad?” En dat is een heel gemakkelijke vraag. Het is duidelijk dat patiënt B meer pijn heeft gehad. Zijn colonoscopie heeft langer geduurd, en voor elke minuut pijn die patiënt A heeft gehad heeft patiënt B er één gehad, en meer. 

Maar hier is een andere vraag: Hoeveel pijn denken deze patiënten dat ze hebben gehad? En wat een verrassing: De verrassing is dat patiënt A een veel slechtere herinnering aan de colonoscopie heeft dan patiënt B. De verhalen van de colonoscopieën verschilden omdat een erg belangrijk deel van het verhaal de afloop is – en geen van deze verhalen is erg inspirerend of knap – maar één ervan is bepaald erger dan het andere. En het ergere verhaal is het verhaal waarin de pijn piekte aan het einde. Dat is een kwalijk verhaal. Hoe weten we dat? Omdat we deze mensen na hun colonoscopie vroegen, en veel later, ook, “Hoe erg was de hele toestand, alles bij elkaar?” en het was veel erger voor A dan voor B, in hun herinnering. 

Wel, dit is een rechtstreeks conflict tussen het ervarende en het herinnerende ik. Vanuit het standpunt van het ervarende ik heeft B het duidelijk zwaarder gehad. Wel, wat je zou kunnen doen met patiënt A, en we hebben daadwerkelijk klinische proeven gedaan, en dat is gebeurd, en het werkt, je zou de colonoscopie van patiënt A wat kunnen rekken door de buis er gewoon in te laten zitten, zonder er teveel mee te bewegen. Dat zorgt ervoor dat de patiënt pijn lijdt, maar niet veel, en veel minder dan tevoren. En als je dat een paar minuten volhoudt heb je het voor het ervarende ik van patiënt A erger gemaakt, en heb je het voor het herinnerende ik van patiënt A veel beter gemaakt omdat je patiënt A nu een beter verhaal gegeven hebt over zijn ervaring. Wat bepaalt een verhaal? En dat is waar voor de verhalen die het geheugen ons levert, en het is ook waar voor de verhalen die we verzinnen. Wat een verhaal bepaalt zijn veranderingen, belangrijke momenten en eindes. Eindes zijn heel, heel belangrijk en in dit geval was het einde het belangrijkste. 

Wel, het ervarende ik leeft zijn leven continu. Het heeft momenten van ervaring, het ene na het andere. En je vraagt: wat gebeurt er met deze momenten? En het antwoord is echt simpel. Ze zijn voor altijd verloren. Ik bedoel, de meeste momenten van ons leven – ik heb het uitgerekend – weet je, het psychologische heden duurt ongeveer drie minuten, zegt men. Dat betekent, weet je, in een leven heb je er ongeveer 600 miljoen . In een maand zijn er ongeveer 600.000. De meeste laten geen spoor na. Aan de meeste wordt totaal geen aandacht besteed door het herinnerende ik. En toch krijg je op één of andere manier de indruk dat ze zouden moeten van tel zijn, dat wat gedurende deze ervaringsmomenten gebeurt ons leven is. Het is de eindige grondstof die we opgebruiken terwijl we op aarde zijn. En hoe je die opgebruikt lijkt relevant te zijn, maar zo gaat het verhaal niet dat het herinnerende ik voor ons bewaart. 

We hebben dus het herinnerende ik en het ervarende ik en die zijn echt helemaal verschillend. Het grootste verschil tussen beide ligt in de omgang met tijd. Vanuit het standpunt van het ervarende ik heb je een vakantie, en is de tweede week even goed als de eerste dan is de vakantie van twee weken twee keer zo goed als de vakantie van één week. Zo werkt het niet voor het herinnerende ik. Voor het herinnerende ik is een vakantie van twee weken nauwelijks beter dan de vakantie van één week omdat er geen nieuwe herinneringen worden toegevoegd. Je hebt het verhaal niet veranderd. En op die manier is tijd eigenlijk de kritische variabele die een herinnerende ik onderscheidt van een ervarende ik. Tijd heeft heel weinig impact op dit verhaal. 

Het herinnerende ik doet meer dan zich herinneren en verhalen vertellen. Het is de persoon die beslissingen neemt want, als je een patiënt hebt die, zeg maar, twee colonoscopieën heeft gehad bij twee verschillende chirurgen en moet beslissen welke hij verkiest, dan kiest hij voor diegene met de minst slechte herinnering, en dat is de chirurg die hij zal kiezen. Het ervarende ik heeft geen stem in deze keuze. We kiezen niet tussen ervaringen. We kiezen tussen herinneringen aan ervaringen.

En zelfs als we aan de toekomst denken dan denken we normaal niet aan onze toekomst als ervaringen. We denken aan onze toekomst als geanticipeerde herinneringen. En je kan dit eigenlijk als volgt bekijken, als een dictatuur van het herinnerende ik, en je kan het herinnerende ik zien als diegene die het ervarende ik zowat sleept doorheen ervaringen die het ervarende ik niet nodig heeft.

Ik heb het gevoel dat als we met vakantie gaan het vaak het geval is, dat, het op vakantie gaan voor het grootste deel dient om onze herinnerende ik te dienen. En dat is nogal moeilijk te verantwoorden denk ik. Ik bedoel, hoe vaak gebruiken we onze herinneringen? Dat is één van de verklaringen die wordt gegeven voor de dominantie van het herinnerende ik. En als ik daarover nadenk denk ik over een vakantie die we een paar jaar geleden in Antarctica hadden, die duidelijk onze beste vakantie ooit was, en ik denk er nogal vaak aan in vergelijking met andere vakanties. En ik heb waarschijnlijk mijn herinneringen aan die vakantie van drie weken gedurende ongeveer 25 minuten gebruikt de laatste 4 jaren. Nu, als ik de map ooit had geopend met de 600 foto’s erin, dan zou ik nog een uur besteed hebben. Dat zijn dus drie weken en dat is bijna anderhalf uur. Er lijkt een discrepantie te zijn. Nu, misschien ben ik een beetje extreem, weet je, in de beperkte honger die ik heb om herinneringen te gebruiken, maar zelfs als je dat vaker doet is de hamvraag: waarom hechten we zoveel belang aan herinneringen in vergelijking met het belang dat we aan ervaringen hechten? 

Dus ik wil dat je nadenkt over een gedachtenexperiment. Stel dat je op je volgende vakantie weet dat op het einde van de vakantie al je foto’s vernietigd zullen worden en je een pil krijgt die je geheugen wist zodat je je niets meer zal herinneren. Zou je dezelfde vakantie kiezen?

En als je een andere vakantie zou kiezen is er een conflict tussen je twee ikken. en je moet nadenken over hoe je dat conflict oplost. Dat is niet zo vanzelfsprekend want als je denkt in termen van tijd krijg je één bepaald antwoord. En als je denkt in termen van herinneringen krijg je misschien een ander antwoord. Waarom we de vakanties kiezen die we kiezen, is een kwestie die ons confronteert met een keuze tussen de twee ikken. 

Nu, de twee ikken leiden naar twee noties van geluk. Er zijn echt twee vormen van geluk die we kunnen toepassen, één per ik. Je kan dus vragen: hoe gelukkig is het ervarende ik? En dan zou je vragen: hoe gelukkig zijn de momenten in het leven van het ervarende ik? En het zijn allemaal – het geluk van momenten is een nogal ingewikkeld proces. Wat zijn de emoties die kunnen worden gemeten? Trouwens, vandaag zijn we in staat om een vrij goed idee te krijgen van het geluk van het ervarende ik door de tijd heen. Als je vraagt naar het geluk van het herinnerende ik is dat een totaal andere zaak. Dit gaat niet over hoe gelukkig iemand leeft. Het gaat over hoe tevreden of voldaan de persoon is als die over haar leven nadenkt. Totaal verschillend concept. Iedereen die deze concepten op één hoop gooit zal een zootje maken van de studie van het geluk, en ik behoor tot een groep studenten van het welbevinden die lange tijd een zootje hebben gemaakt van de studie van het geluk exact op deze manier. 

Het onderscheid tussen het geluk van het ervarende ik en de voldoening van het herinnerende ik is recent onderkend en er zijn nu pogingen om de twee afzonderlijk te meten, De Gallup Organization doet een globale peiling waarin aan meer dan een half miljoen mensen vragen zijn gesteld over wat ze denken over hun leven en over hun ervaringen. En er zijn nog meer inspanningen in die zin gedaan. De jongste jaren beginnen we dus inzicht te verwerven in het geluk van de twee ikken. En de belangrijkste les die we hebben geleerd, denk ik, is dat ze echt van elkaar verschillen. Je kunt weten hoe tevreden iemand met zijn leven is en dat leert je echt weinig over hoe gelukkig hij zijn leven leidt, en omgekeerd. Gewoon om je een idee te geven van de correlatie, de correlatie is ongeveer 0.5. Dat betekent dat als je iemand zou ontmoeten en men zou je zeggen dat zijn vader een meter tachtig is, hoeveel zou je dan weten over zijn lengte? Je zou wel iets weten over zijn lengte, maar er is een hoop onzekerheid. Zoveel onzekerheid zou je hebben als ik je vertel dat iemand zijn leven een 8 geeft op een schaal van 10, je hebt een hoop onzekerheid over hoe gelukkig ze zijn over hun ervarende ik. De correlatie is dus zwak. 

We weten iets over wat de tevredenheid van het ervarende ik bepaalt. We weten dat geld heel belangrijk is, doelen zijn heel belangrijk. We weten dat geluk vooral betekent dat we tevreden zijn met mensen die we mogen, door tijd door te brengen met mensen die we mogen. Er zijn andere genoegens, maar dit weegt door. Als je dus het geluk van de twee ikken wil maximaliseren zal het erop uitdraaien dat je heel verschillende dingen doet. De conclusie van wat ik hier gezegd heb is dat we geluk echt niet zouden mogen beschouwen als een substituut voor welzijn. Het is een compleet verschillend concept. 

En dan nu heel snel – een andere reden waarom we niet rechtlijnig over geluk kunnen denken is dat we niet op dezelfde dingen letten als we over het leven nadenken, en als we effectief leven. Als je dus de simpele vraag stelt hoe gelukkige mensen in Californië zijn zal je niet het juiste antwoord krijgen. Als je die vraag stelt, denk je dat mensen gelukkiger moeten zijn in Californië als je pakweg in Ohio woont.

En wat gebeurt is als je aan het leven in Californië denkt denk je aan het contrast tussen Californië en andere plekken en dat contrast zit dan bijvoorbeeld in het klimaat. Het blijkt dat het klimaat niet zo belangrijk is voor het ervarende ik en zelfs niet voor het denkende ik dat beslist hoe gelukkig mensen zijn. Maar omdat het denkende ik de baas is kan het erop uitdraaien dat je – dat sommige mensen naar Californië verhuizen. En het is wel interessant om na te gaan wat er gaat gebeuren met mensen die naar Californië verhuizen in de hoop gelukkiger te worden. Wel, hun ervarende zelf zal niet gelukkiger worden. Dat weten we. Maar één ding gebeurt er wel. Ze denken dat ze gelukkiger zijn, want als ze erover nadenken zullen ze eraan herinnerd worden hoe vreselijk het weer was in Ohio. En ze zullen denken dat ze de juiste beslissing hebben gemaakt. 

Het is erg moeilijk om rechtlijnig te denken over welzijn, en ik hoop dat ik jullie een idee heb gegeven van hoe moelijk het is. 

stem: daniel kahneman
titel: the riddle of experience versus memory
bron: ted.com, 2010 (vert. els de keyser)
mopw: meerstemmige encyclopedie