Ik begon te verdwijnen in een televisieserie op Netflix over een advocatenkantoor. Ik bekeek drie afleveringen na elkaar en probeerde mezelf wijs te maken dat ik ervan ontspande zodat ik daarna grote zaken kon verrichten. Ik had er nog uren mee door willen gaan toen de steradvocaat na een ruzie met zijn compagnon het kantoor uitliep. Ik zag de acteur. Dit was geen advocaat die wegliep na een ruzie, maar een acteur die klaar was met de scène. Meteen was ik uit het verhaal gegooid, ik zag mezelf op de bank liggen en voelde een korte flits van diep ongeluk.
Ik dacht aan een vriend van me met chronische pijn. Er zijn wel pillen die de pijn voor korte tijd helemaal kunnen wegnemen, maar die neemt hij liever niet, de klap daarna is te groot.
Fictie kan een te grote pijnstiller zijn. Maar de betere verhalen verdoven niet, ze maken je alert.
Ik vertel mijn dochter verhalen. Ze verdwijnt in mijn verzinsels en bemoeit zich met de personages.
Ik verzin een blauw konijn dat op zoek gaat naar andere blauwe dieren en zij zegt dat hij een zeester tegenkwam en al snel komen we in deze dialoog terecht: ‘Als je het beter weet vertel jij het dan.’
‘Nee, jij moet het vertellen, maar je moet vertellen wat ik net zei.’
‘Goed, dus na die zeester…’
‘Je moet het vertellen.’
‘Jij hebt het toch al verteld?’
‘Maar jij moet het vertellen.’
Ik moet het door haar verzonnen verhaal opnieuw brengen, zodat het een waarheidsgehalte krijgt, alsof het niet haar verzinsel is.
Laatst zaten we samen in bad, tegenover elkaar en ik vertelde een verhaal over een jongen die niet wist wat hij voelde, omdat hij het verschil niet kende tussen denken en voelen.
In plaats van mee te fantaseren zoals gewoonlijk, ging ze recht overeind zitten en keek me zwijgend en met grote ogen aan. Ik zag dat ze iets probeerde te snappen. Ze verdween niet in het verhaal, ze was verbanden aan het leggen met de werkelijkheid.
Als zo’n verhaal over een blauw konijn voorbij is, roept ze altijd dat het verhaal te kort is, dan is het einde van de fictie een straf. Aan het eind van het verhaal over denken en voelen leek ze tevreden. De wereld was interessanter geworden. Er was geen blauw konijn om te missen. – Esther Gerritsen

In het begin moest je typen zoals je leest, regel voor regel, nu kan je op een knop duwen en is het verhaal van jou, een opgeprikte vlinder in je verzameling, een prachtig exemplaar uit de werkelijkheid.
‘Maar schrijf je dan niet omdat je lezers wil?’ vroeg ze.
Ja, natuurlijk, maar ik lees vooral schrijvers.
Dochter die wil dat Moeder vertelt wat kind verzint is de plot van The Duke of Burgundy (2014).
Cynthia moet doen wat Evelyne schrijft, dezelfde woorden spreken.
Cynthia moet Evelyne straffen, als Evelyne onzorgvuldig is.
Cynthia, de dominante, de oudere, doet dat, ze is streng en kil uit liefde.
Ze sluit Evelyne op in een kist.
Cynthia valt uit haar rol (‘kun je wel ademenen daarbinnen?’) zoals iedereen voortdurend uit zijn rol valt: mensen die niet weten wat ze voelen…
In het begin moest je door sites klikken, accounts aanmaken, je mailadres geven, iets installeren, films uploaden als je films wilde downloaden (wederkerigheid, Cialdini), twintig gok- of pornosites wegklikken, teleurstellingen slikken, nu druk je na het lezen van een interview met de regisseur op een knop en binnen twee seconden streamt de film, terwijl je de bladzijden uit de VPRO-gids scheurt.
Je kunt in de werkelijkheid verdwijnen.
Cynthia verdwijnt niet langer in het verhaal, steeds begint het verhaal opnieuw.
Het is half vijf ‘s middags en het had negen uur ‘s ochtends moeten zijn, met het oog op wat ik had willen doen vandaag.