René ten Bos schrijft in Extinctie over een berg genaamd Muckish, De varkensrug. Het gevaarte lijkt op een kolossaal schip dat vanuit de naburige Atlantische Oceaan aan land is gespoeld, het is 667 meter hoog. ‘Als je de berg wilt beklimmen, zul je zo’n 520 meter steil omhoog moeten.’ De berg is met heide overwoekerd. Ik krijg zin om deze berg te beklimmen, vanwege de heide – en de mistflarden en de grijze luchten, lijkt me een prachtige wandeling. Maar deskundigen weten dat deze veengronden zo goed als levenloos zijn, schrijft Ten Bos. ‘Dat geldt ook voor de Muckish; vooral als het slecht weer is en de berg in mistflarden is gehuld, heb je de indruk dat er niets leeft. In toeristenbrochures wordt gewezen op de aanwezigheid van kikkertjes, hagedissen, raven en zeearenden, maar de kans dat je die soorten ziet, is nog kleiner dan de kans dat je mensen zult zien. Er groeien natuurlijk ook wel wat planten. Veel grassen in de lagere delen en veel dopheide en tormentil in de wat hogere delen.’ Bovenop de Muckish groeit niets meer. Het is nog wel zoals ik me voorstel, een mooie wandeling, met nog steeds de leegte, de mist, de heide, maar met elk woord dat Ten Bos schrijft (‘kennis’) is het alsof ik een lepel zand eet. Ik ben nog steeds in het landschap, samen met de schrijver, maar dat is kaalgeschraapt en leeggetrokken door de mens, zo blijkt. Heide is doodse natuur. Vanaf nu verwacht ik niets meer als ik in een heidelandschap rondloop. En dat is precies het verontrustende, dat ik bereid ben niets meer te verwachten. We bevinden ons, aldus Ten Bos, in wat biologen en ecologen aanduiden met shifting baseline syndrome (SBS). Schaarste wordt, eenmaal daaraan gewend (en we wennen aan alles), het ‘nieuwe normaal’. We zijn er gek genoeg niet bang voor. Je mist niet wat er nooit was, wat je nooit gezien hebt. Levenloosheid wordt het nieuwe normaal. Shifting baseline syndrome. Kennisextinctie. Honderd jaar geleden kwamen in Nederland nog kuifleeuweriken en ortolanen voor. Nooit heb ik stilgestaan bij het feit dat het uitsterven van soorten ook leidt tot het uitsterven van kennis. Langzaam leren we wennen aan minder, aan iets meer dan niets, aan negatie, aan wat niet is, aan niet weten. En zo is ineens voorstelbaar wat niet voorstelbaar is: dat we uitsterven.