Ooit volgde ik essayles bij Louis Stiller. Aan het eind van de cursus kregen we de opdracht een essay van 10.000 woorden te schrijven. Dat is lang. Dat heeft gewicht. Hij noemde het het Groot Essay – niet voor niets, denk ik nu. Ter aanmoediging stuurde hij een mailtje met daarin zes tips en een anekdote. De zes tips:

1. Vergeet de rode draad niet.
2. Durf te redeneren.
3. Durf een vraag te stellen.
4. Durf te onderzoeken.
5. Wees precies.
6. Wees jezelf.

Zo’n lijstje – zo zonder vlees, zonder uitleg – is kaal, maar dit is niet het moment om Stillers woorden toe te lichten, ik vertel liever de anekdote. Gerrit Krol zei ooit in een radiouitzending van de VPRO dat de vraag β€˜waar gaat dit boek over?’ eigenlijk vervangen zou moeten worden door β€˜wat begrijpt de schrijver niet?’ Een schrijver probeert schrijvend iets uit te vinden wat hem al langer bezighoudt, waar hij pas door het verhaal te schrijven een vinger achter krijgt, als het al lukt. Als de anekdote waar is, of met zorg gekozen – wat voor een schrijver op hetzelfde neerkomt –, was Louis Stiller op dat moment in dat mailtje aan ons aan het uitvinden hoe je anderen essay schrijven kunt leren. Ik vergeet nooit de stapel A4 papier die hij aan het eind van de cursus teruggaf. Mijn Groot Essay was in een sloot gevallen en daarna op een kachel te drogen gelegd of er was koffiedrab op gemorst – en met de hand weer weggeveegd. Driedubbelgevouwen gekreukeld. Toen leerde ik iets wat verder ging dan het lijstje. Een essay beproeft iets, een anekdote is niet genoeg.