Een schrijver vindt zijn stof in de diversiteit van het mensenleven. Behalve in de Middeleeuwen. Tekortkomingen en gebreken, details en omstandigheden, maakten mensen minder interessant om over te schrijven. Omstandigheden zijn complex. Altijd. Een moderne lezer verlustigt zich in het tekort en het gebrek dat de zedenleraar betreurt. Ben ik een middeleeuwer? Ik ruim op en orden. Boeken reduceer ik tot zinnen, ossenhaas, het meest malse stuk vlees van het rund, hang ik aan de haak, daarna breng ik ze naar de winkel, die ze inkoopt – een man met lange, vettige haren, trage stem en dito gebaren, zit achter een balie, temidden van torens van boeken, ik ben op hem gesteld omdat hij er altijd zit, koning in zijn fort. Ter plekke koop ik een nieuw boek, de winkel zuigt me zijn eeuwige kringloop in. Kosmopolis, Stephen Toulmin, ideeëngeschiedenis. Hij laat de moderne tijd eerder beginnen dan de meesten, met schrijvers, Rabelais, Montaigne, Shakespeare, sceptisch verdraagzamen, niet met wetenschappers en filosofen. De wereld vindt een schrijver terug in details, concrete gevallen, context, naar theorieën is hij niet op zoek. In een mensenleven heb je weinig aan tijdloze losgezongen theorie. Omstandigheden doen er toe. Er zijn altijd omstandigheden. ‘Bijkomstige praktijkvragen’. Ik merk dat ik zinnen van mensen in praatshows op televisie niet kan aanhoren, behalve als ik moe ben, dan is het gezellig, een haardvuur van hoofden en gebabbel. Ik kijk naar de hoofden, dit zijn de mensen met wie ik in omstandigheden verkeer. Rampzalig is een samenstelling van ramp en zalig in de betekenis van ‘een overvloed hebbend van’. Het Middelnederlandse rampsalich is een van de oudste samenstellingen van deze soort. Vergelijk het met armzalig, dat is op dezelfde manier samengesteld. Ik lach om de zin die ik vanochtend las, terwijl zij de yoghurt-beker schoonschraapte, een gulzige laatste zwartebessenlik op een vinger: ‘dichters beschikken over tal van middelen om hun gedichten moeilijk te maken.’