We puzzelen samen. We kijken naar de brokstukken op het scherm – een snijdende protagonist, een aan alchohol verslaafde journaliste die terugkeert naar haar geboortedorp waar iets vreselijks is gebeurd, haar lichaam draagt overal sporen (ondraaglijk, die moeder is een kwade genius! en dat zusje, vreselijk wicht, moet beschermd worden! en wat een enge surrogaatvader, een onberispelijke robot eeuwig op de achtergrond in de weer met een in blauw neon oplichtende muziekinstallatie en koptelefoons! tsss). We schuiven het plot in elkaar, met nog twee episodes te gaan, vullen leegte, denken nu aan een verkrachting, #metoo, dat hele zuidelijke dorp hangt sinds de burgeroorlog van brute verkrachting en drankzucht aan elkaar. We opereren als loodgieters die gat na gat dichten in met modder besmeurde meisjessokken en witte jurken, een varkensstal, het houdt niet op. Ik houd ervan hoe ze vanochtend wakker wordt en fluistert: ‘nog even over die afwezige vader…’ alsof ze inderdaad de hele nacht bezig is geweest de put te dempen, het lek te dichten. Ik heb intussen als een roos geslapen, en op de knop gedrukt: True Detective, Season 3. Er is altijd werk, lekker warm onder dons.