Een vlaamse gaai heeft het netje met pinda’s ontdekt, waar gisteren een dode muis inzat. Hij trekt de pinda’s door het net. Het lukt niet. De pinda’s zijn te groot, de mazen te klein. Dan kijkt de gaai rond, of niemand kijkt. Hij verandert van strategie. Steekt zijn snavel door de mazen en pikt de dop stuk, totdat de pinda uit de schil valt. In één keer slikt de gaai de pinda door, als een bolletjesslikker. Het duurde zeven minuten om één pinda te bemachtigen.

Dan komt de groene papegaai, ik heb hem onderschat, hij beweegt traag, maar behendig, ondersteboven hangt hij aan het netje, gebruikt de zwaartekracht, met zijn vuurrode kromme snavel weet hij de kleine losse pinda’s onderin te pakken te krijgen. Vervolgens peuzelt hij de nootjes op, in zijn klauw, uit het vuistje. In één minuut verschalkt hij zeven pinda’s.

De ekster zit op de grond te wachten op wat er de grond valt.

Ik voel de geboorte van een fabel, dat wil zeggen, ik voel hoe je ertoe kan komen een fabel te schrijven.