Je krijgt een heel ander effect met één alinea, zeker als die heel lang is, dan met twee of drie opeenvolgende alinea’s, zelfs in een korte tekst. In het geval van drie alinea’s is de eerste alinea het begin; de eerste inspringing geeft aan dat we al een beetje in het verhaal zitten: nu gaan we verder. Na de tweede alinea halen we weer even adem en gaan dan door met de derde alinea, om uiteindelijk bij het slot te komen. Een reeks alinea’s kan duiden op een verteller die tot op zekere hoogte georganiseerd is, die tot op zekere hoogte de touwtjes in handen heeft. Eén lange, ononderbroken alinea kan daarentegen duiden op meer bezieling en minder controle: het kan de indruk wekken dat de vertelster bijna tegen wil en dank deze tirade of deze preek afsteekt, bijna zonder zich er zelf van bewust te zijn. En voor ze er erg in heeft, is ze klaar: ze valt abrupt stil, ze is leeg. – Lydia Davis, De schoonheid van weerbarstig proza (vert. Nico Groen en Nicolette Hoekmeijer)